Lidwoorden le/la/l'/les + un(e)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bonjour H1A!

Aujourd'hui:

1. Lidwoorden (herhalen)

2. Dagen van de week (herhalen)

3. Leren vocabulaire ABCD (zelfstandig)

Lidwoorden 

Wat zijn voorbeelden van lidwoorden in het Nederlands?

1. op - onder - in
2. de - het - een
3. mooi - groot - klein
4. moeder - kind - jurk

Lidwoorden in het Nederlands

de hond

het meisje

een kind

       Lidwoorden in het Frans

mannelijk woord	le/l'	le père l'ami l'hôtel	de vader de vriend het hotel
vrouwelijk woord	la/l'	la mère l'amie l'	de moeder de vriendin

Wat is het juiste lidwoord voor
___ tante (v)

1. le
2. la
3. l'

Wat is het juiste lidwoord voor
___ truc (m) ?

1. le
2. la
3. l'

Wat is het juiste lidwoord voor
___ oncle?

1. le
2. la
3. l'

Meervoud

Le chien > Les chiens

Le garçon > Les garçons

La fille > Les filles

L'hôtel > Les hôtels

Meervoud

Le chien > Les chiens

Le garçon > Les garçons

La fille > Les filles

L'hôtel > Les hôtels

Wat valt je op aan het lidwoord èn aan het zelfstandig naamwoord?

Wat is het meervoud van "la maison" ?

Wat is het meervoud van "l'ami"?

"Een"

le garçon	de jongen	un garçon	een jongen
l' ami	de vriend	un ami	een vriend
la fille	het meisje	une fille	een meisje
l' amie	de vriendin	une amie	een vriendin

Waardoor kun je "le chien" vervangen?

1. un chien
2. une chien

Waardoor kun je "la copine" vervangen?

1. un copine
2. une copine

Vertaal: de pen

Vertaal: de pennen

Vertaal: een pen

Il y a 7 jours dans la semaine,

combine!

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

mardi

lundi

mercredi

jeudi

vendredi

samedi

dimanche