wonder les 2: personages (genre)

Nederlands

Fictie: wonder

Les 2: personages (genre)

VWO 1
 P1 2020-2021
:
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Fictie: wonder

Les 2: personages (genre)

VWO 1
 P1 2020-2021
:

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag in de les
Gaan we lezen in Wonder
... kun je de hoofdpersonen en de bijpersonen in een verhaal benoemen.
... kun je de medespelers en de figuranten in een verhaal benoemen. 
... kun je het uiterlijk, de karaktereigenschappen en de kenmerken van een personage beschrijven. 
... kun je de relaties tussen personages in een verhaal beschrijven. 








Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Doel = Je kunt deze begrippen toepassen op Wonder. Dus:
Wie is de hoofdpersoon?
Wie zijn de bijpersonen? Wie zijn de medespelers en de figuranten?
Hoe zien de personages eruit en welke kenmerken en karaktereigenschappen  hebben ze?
Wat is de relatie tussen de personages?

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd ...
... wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.
... hoe je kunt bepalen of een boek fictie of non-fictie is.
... hoe je kunt bepalen of een boek realistisch of niet-realistisch is. 

Wonder = fictie of non-fictie? 
Wonder = realistisch of niet-realistisch?
Wat was je conclusie in de vorige les?

Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...
... kun je de hoofdpersonen en de bijpersonen in een verhaal benoemen.
... kun je de medespelers en de figuranten in een verhaal benoemen.
... kun je het uiterlijk, de karaktereigenschappen en de kenmerken van een personage beschrijven.
... kun je de relaties tussen personages in een verhaal beschrijven.

Doel = Je kunt deze begrippen toepassen op Wonder. Dus:
  • Wie is de hoofdpersoon?
  • Wie zijn de bijpersonen? Wie zijn de medespelers en de figuranten?
  • Hoe zien de personages eruit en welke kenmerken en karaktereigenschappen hebben ze?
  • Wat is de relatie tussen de personages?

Hebben we tijd over, dan doen we ook nog de nieuwsquiz.






Slide 5 - Tekstslide

Choose kind

  • Om Wonder  is in Amerika niet voor niets een hoop te doen geweest. Er werd een grote actie tegen pesten op touw gezet (Choose Kind) en door het boeken spreken kinderen met een vergelijkbare afwijking zich in weblogs uit.

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Niet-realistisch
Realistisch

Slide 8 - Tekstslide



Bij zowel realistische fictie als niet-realistische fictie zal de schrijver ervoor zorgen dat je je kunt inleven in het verhaal.
Jij moet inschatten of het echt kan gebeuren of niet... 

Slide 9 - Tekstslide

“Het steile bergpad had hem ongeveer de halve dag gekost. De zon begon net achter de berg te verdwijnen toen hij het hoogste punt bereikte. Opeens voelde hij een reusachtige windvlaag langs zijn armen strijken en hoorde hij een luid gebrul. Hij keek omhoog en zag een zwarte draak die hem vernietigend aankeek.”
A
Realistisch
B
Onrealistisch

Slide 10 - Quizvraag

''Waar blijft Thijs, denkt Julia als ze 's morgens beneden zit. Ze moet eigenlijk al weg, maar ze wacht op haar broer; dan komt ze maar te laat. Eindelijk komt hij de kamer in. Hij grijpt een appel van de schaal en wil weggaan. 'Thijs,' zegt Julia. 'Nu papa definitief op de boot blijft wonen, wordt alles anders.‘’
A
Realistisch
B
Onrealistisch

Slide 11 - Quizvraag

Fictie is ...
A
verzonnen
B
echt gebeurd

Slide 12 - Quizvraag

Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren

Slide 13 - Quizvraag

Non-fictie
Verhalen, teksten en tv-programma's die niet zijn verzonnen.

Slide 14 - Tekstslide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kunnen we het hoofdpersonage in Wonder het beste beschrijven?


Uiterlijk
Karakter / eigenschappen.
Kenmerken 

Slide 19 - Tekstslide

Augustus "Auggie" Pullman
Eigenschappen:
Dapper
Vriendelijk
Inspiratie/voorbeeld voor anderen
zelfbewust
slim

Slide 20 - Tekstslide

Genre
  • Het 'soort' verhaal:
    Avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, romantisch, detectice.

  • Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken

  • Soms is er overlap tussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.

Slide 21 - Tekstslide

Genres herkennen
  • Detective – oplossen van een misdaad

  • Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens

  • Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage

  • Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)

Slide 22 - Tekstslide

Genres herkennen 


  • In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.

  • Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.

  • Je kan ook altijd advies vragen aan iemand die veel boeken heeft gelezen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
 Lees het verhaal 'Pas goed op je jas' (blz. 61) Boek Op Niveau blok 2
of op slide 18 t/m 21
maak: slide 22 t/m 27
Lees en maak de volgende slides

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wie is de hoofdpersoon in het verhaal 'Pas goed op de jas'?

Slide 30 - Open vraag

Schrijf twee namen op van bijfiguren in het verhaal.

Slide 31 - Open vraag

Schrijf drie zinnen op uit het verhaal waardoor je iets te weten komt over wat de hoofdpersoon voelt.

Slide 32 - Open vraag

Welke twee verschillende gevoelens heeft de hoofdpersoon over de plek waar hij woont
na de verhuizing?

Slide 33 - Open vraag

Wat is in het verhaal 'Pas goed op de jas' de opdracht van de hoofdpersoon?

Slide 34 - Open vraag

Is er in een verhaal altijd maar één hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Bij welk genre hoort het verhaal 'Pas goed op de jas' dat je hebt gelezen bij de vorige opdrachten?

Slide 38 - Open vraag

Hierna staan drie flapteksten van leesboeken. Bij welk genre horen deze boeken?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Reinhart hoort bij het genre:

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Het Morelli principe hoort bij het genre:

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Vuurbom hoort bij het genre:

Slide 45 - Open vraag

Schrijf de titel op van het laatste boek dat jezelf gelezen hebt of van een boek dat je wel zou willen lezen. Bij welk genre hoort dit boek?
(Een ander boek dan wonder).

Slide 46 - Open vraag

Wat is jouw lievelingsgenre? Leg uit wat je aanspreekt in dit genre.

Slide 47 - Open vraag

Welk genre?
A
oorlog
B
science fiction
C
griezel
D
detective

Slide 48 - Quizvraag

genre?
A
historische roman
B
spanning en avontuur
C
oorlogsroman
D
hier en nu

Slide 49 - Quizvraag

Genre?
A
sprookje
B
science fiction
C
fantasie
D
spanning en avontuur

Slide 50 - Quizvraag

Wat ging goed?

Slide 51 - Tekstslide

Ik weet hoe ik personages goed kan omschrijven.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 52 - Poll

Ik weet wat een karakter is.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 53 - Poll

Ik weet welke verschillende genres er zijn.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 54 - Poll