di 8 juni 2021 gevorderd

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

recent
  • als iets kort geleden is gebeurd/recentelijk
  • pas geleden
  • heeft te maken met: tijd, vroeger
  • tegenstelling: lang geleden
  • zin: de leerlingen hebben recent de toetsen gemaakt.
  • zin: Het is nog maar recent dat het coronavaccin is ontwikkeld.
  • Deze mensen zijn recentelijk getrouwd.

Slide 2 - Tekstslide

riant
(bijvoeglijk naamwoord (bvn)
  • groot of veel of ruim
  • synoniem: royaal
  • tegenstelling: klein, weinig
  • zin: De voetballer verdient een riant salaris.
  • zin: Ik zou het heel fijn vinden om in een riant                                                    huis te kunnen wonen.

Slide 3 - Tekstslide

vergoeden
(werkwoord (ww)
  • geld geven omdat iemand iets heeft gedaan
  • meestal niet zo'n groot bedrag/niet zo veel geld
  • soms krijg je iets als je klusjes doet.
  • niet hetzelfde als salaris: dat is bij een baan
  • de vergoeding
  • zin: Als je stage loopt krijg je soms een vergoeding.
  • zin: Ik zou het fijn vinden als de buurman vergoedt wanneer ik iets voor hem doe.

Slide 4 - Tekstslide

het toeval
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • dingen die tegelijkertijd gebeuren, terwijl het niet is afgesproken 
  • je het kunt  niet voorspellen wat er gaat gebeuren, niet van te voren bedenken
  • tegenstelling: de voorspelling
  • synoniem: toevallig
  • zin: Het was toeval dat de meisjes elkaar tegenkwamen op straat. 
  • zin: Mijn fiets kreeg een lekke band, daar kon ik niets aan doen, het was toeval.

Slide 5 - Tekstslide

het verzoek
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • de vraag iets wel of niet te doen
  • synoniem: de vraag/ de aanvraag
  • werkwoord: verzoeken/ een verzoek doen;                                                                ik verzoek je/ ik doe je een verzoek              vt: ik verzocht je ......
  • zin: De directeur verzoekt het personeel op tijd te komen.
  • zin: Ik doe jullie een dringend verzoek: maak goede aantekeningen!

Slide 6 - Tekstslide

het woord
recent
heeft te maken met...............
(er zijn meer antwoorden goed)
A
pas geleden
B
tijd
C
nu
D
vroeger

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
recent

Slide 8 - Open vraag

Zet een synoniem van riant in deze zin:

Als je in een riant huis woont dan is dat huis..........

(er zijn meer goede antwoorden)
A
klein
B
groot
C
ruim
D
royaal

Slide 9 - Quizvraag

Plaats een afbeelding van een riant huis.

Slide 10 - Open vraag

Vergoeden heeft te maken met
A
tijd
B
geld
C
een salaris
D
belasting

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin denk je aan
vergoeden?
A
Elke maand krijg ik een vast bedrag voor mijn werk.
B
Soms krijg ik wat geld voor het werk.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van
het toeval

Slide 13 - Open vraag

Welke zinnen horen bij
het toeval?
(Er zijn twee goede antwoorden.)
A
Ik kon niet voorspellen dat er regen zou komen.
B
Ik wist van te voren dat ik je zou tegenkomen.
C
Het is toevallig dat ik je ben tegengekomen.
D
De voorspelling van het mooie weer kwam uit.

Slide 14 - Quizvraag

Als je iemand iets verzoekt dan.......

(er zijn meer goede antwoorden)
A
doe je een aanvraag.
B
vraag je iets wel of niet te doen.
C
stel je een vraag.
D
geef je een opdracht.

Slide 15 - Quizvraag

In welke zinnen zie je
een verzoek?
A
Ga maar even naar de docent.
B
Lever morgen je huiswerk in.
C
Zou je de deur dicht willen doen?
D
Ik vraag je om op tijd te komen.

Slide 16 - Quizvraag

Maak 1 zin en lees die voor aan de klas.

Kies uit de woorden:
het toeval, het verzoek, vergoeden, riant, recent

Slide 17 - Open vraag