Hoofdstuk 1 Paragraaf 3 Atoombouw

Hoofdstuk 1
Paragraaf 3; het atoommodel
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1
Paragraaf 3; het atoommodel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Atoomnummer en massa
Atoomnummer = aantal protonen (en dus ook het aantal elektronen)

Atoommassa = gemiddelde massa van protonen + neutronen
(aantal neutronen kan verschillen)


Belangrijk: Het aantal protonen in de kern van een atoom soort kan niet variëren, want dan krijg je een andere atoomsoort
Het aantal neutronen in de kern van een atoomsoort kan wel variëren. dat noem je dan isotopen van dit atoomsoort. (let wel:  het aantal neutronen is een heel getal, halve neutronen bestaan niet.)

Slide 10 - Tekstslide

Atoommassa
De atoommassa van een atoom wordt dus bepaald door het aantal protonen + aantal neutronen in de kern van het atoom. 
Het aantal protonen per atoom soort ligt vast. 

Het aantal neutronen kan variëren. 
Daarom staat er in het periodiek systeem een gemiddelde massa van de atoomsoort weergegeven. 
Bijvoorbeeld chloor. daar is de gemiddelde massa 35,5 u. 

Chloor heeft 17 protonen en ongeveer de helft van het aantal chlooratomen heeft 18 neutronen en de andere helft heeft er 19. 
Gemiddeld zitten er dus 18,5 neutronen in de chlooratomen. 


Vandaar de gemiddelde massa van 17+18,5 = 35,5 u

Slide 11 - Tekstslide