Grammatica + spelling hfd. 1+2 (les 3)

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Herken je deze woorden?
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Herken je deze woorden?
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

10 min. Zs

Lezen

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt voorzetsel invullen

  • Je kunt moeilijke woorden opschrijven en zelf bedenken of het met een -i, -ie, -y of -oe, -ou of -ou, -au geschreven wordt


Slide 3 - Tekstslide

Herhaling spelling

Welke regel gebruik je??

  • TT (tegenwoordige tijd)
  • VT (verleden tijd)
  • VDW (voltooid deelwoord)

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling spelling

TT: Karin (verhuizen) .......... morgen naar Delden.

VT: Karin (verhuizen) .......... gisteren naar Delden.

VDW: Karin is gisteren naar Delden (verhuizen) .......... .

Slide 5 - Tekstslide

Herken je deze woorden??

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg

-i / -ie / -y en -oe / -ou en -ou / -au


Voorzetsels -> denk aan de kooi

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten

Hfd. 1

Opdracht 19+20+21 (blz. 34)


Hfd. 2
Opdracht 20+22 (blz. 72)


Klaar: Nakijken :)

Slide 8 - Tekstslide

Evaluatie


Hoe ging het?
Wat ging goed?

Wat ging er minder goed?

Slide 9 - Tekstslide

SO vrijdag 5e uur


Leren

  • Spelling: tegenwoordige tijd = lopen, verleden tijd = 't exkofschip, vdw = langer maken
  • Citeren
  • Leestekens: hoofdletters + punten/uitroeptekens/vraagtekens + komma's

Slide 10 - Tekstslide

1. Tegenwoordige tijd

1. vul altijd het ww 'lopen' in

2. Loop     ik          loop
     loop      jij          loopt

     loopt    hij/zij   loopt

     loopt     het       loopt


vb. Het (worden)....... morgen mooi weer
        1. het loopt -> het wordt

2. Verleden tijd


1. Noteer de stam (-en)

2. Wat is de laatste letter?

3. Staat de letter in
't exkofschip

Ja     -> +te
Nee -> +de

Slide 11 - Tekstslide

3.Spelling vdw

Vdw zijn: ge-, be- en ver- woorden

Zwakke werkwoorden eindigen op een -t of -d
langer maken of 't exkofschip ja->t / nee->d

vb. Hij heeft een appel geschild (langer maken: geschilde)

Slide 12 - Tekstslide

Citeren

Citeren: letterlijk opschrijven wat er

gezegd wordt

1. dubbele punt                                    :
2. aanhalingsteken                            '
3. de zin                
4. punt/vraagteken/uitroepteken  zeggen= .   vragen = ?  schreeuwen = !
5. aanhalingsteken                              '


Slide 13 - Tekstslide