Grammatica + spelling hfd. 1 (les 2)

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Plaatjes + spelling??
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Plaatjes + spelling??
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

10 min. Zs

Lezen

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent de spellingsregels die horen bij werkwoorden in de TT, VT en de voltooide deelwoorden.
  • Je kunt de regels uitleggen
  • Je kunt de regels toepassen

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben deze plaatjes te maken met spelling?

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
  1. Tegenwoordige tijd: LOPEN
  2. Verleden tijd: 't exkofschip
  3. Voltooid deelwoord: langer maken

Slide 5 - Tekstslide

1. Tegenwoordige tijd

1. vul altijd het ww 'lopen' in

2. Loop     ik          loop
     loop      jij          loopt

     loopt    hij/zij   loopt

     loopt     het       loopt


vb. Het (worden)....... morgen mooi weer
        1. het loopt -> het wordt

Slide 6 - Tekstslide

2. Verleden tijd


1. Noteer de stam (-en)

2. Wat is de laatste letter?

3. Staat de letter in
't exkofschip

Ja     -> +te
Nee -> +de

voorbeeld:

Leren                             fietsen





Slide 7 - Tekstslide

3.Spelling vdw

Vdw zijn: ge-, be- en ver- woorden

Zwakke werkwoorden eindigen op een -t of -d
langer maken of 't exkofschip ja->t / nee->d

vb. Hij heeft een appel geschild (langer maken: geschilde)

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten


Hfd. 1

opdr. 8 (TT) + 9 (VT) (blz. 31)


Hfd. 2

opdr. 7 (vdw) + 9 (vdw) (blz. 69) 

Slide 9 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

1. vul altijd het ww 'lopen' in

2. Loop     ik          loop
     loop      jij          loopt

     loopt    hij/zij   loopt

     loopt     het       loopt


vb. Het (worden)....... morgen mooi weer
        1. het loopt -> het wordt

Verleden tijd


1. Noteer de stam (-en)

2. Wat is de laatste letter?

3. Staat de letter in
't exkofschip

Ja     -> +te
Nee -> +de

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie

Hoe ging het?


Welke regel gebruik je in de tegenwoordige tijd?


Welke regel gebruik je in de verleden tijd?


Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord?

Slide 11 - Tekstslide

SO vrijdag 5e uur


Leren:

Spelling: Tegenwoordige tijd = lopen, Verleden tijd = 't exkofschip, Vdw = langer maken

Citeren + hoofdletters + punten/uitroeptekens/vraagtekens + komma's

Slide 12 - Tekstslide