1.4 Schrijven en formuleren les 4/Media en onderzoek


  • Mobiel in telefoontas
  • Laptop op tafel
  • Werkboek en etui op tafel
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les


  • Mobiel in telefoontas
  • Laptop op tafel
  • Werkboek en etui op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Een zakelijke e-mail
Een zakelijke e-mail schrijf je aan iemand die je niet goed kent, bijvoorbeeld de afdelingsleider van school.
Ook aan bedrijven en instellingen schrijf je een zakelijke e-mail. In zakelijke e-mails gebruik je beleefde taal.

             Voor het schrijven van een zakelijke e-mail zijn regels

Slide 2 - Tekstslide

De regels voor een zakelijke e-mail         (blz. 40)
Regel
Voorbeeld
Vul bij Aan…het emailadres in.
p.wouters@yuverta.nl
Noteer bij Onderwerp:kort waar de mail over gaat.
Inhalen proefwerk
Begin met een zakelijke aanhef.
Beste meneer Verbeek,
Zeg kort en duidelijk wat je wilt bereiken
Ik wil graag met u afspreken wanneer ik het proefwerk kan inhalen.
Zorg dat je taalgebruik zakelijk en beleefd is.
Hopelijk weet u een geschikt moment voor het inhaalproefwerk.
Gebruik een zakelijke afsluiting.
Met vriendelijke groet,

Kevin Nuytens

Slide 3 - Tekstslide

Vorige week deze opdracht
Kaartjes voor concert, evenement of wedstrijd

Slide 4 - Tekstslide

Die had er ongeveer zo uit moeten zien.

Slide 5 - Tekstslide

Aan
p.wouters@yuverta.nl
onderwerp
Gratis kaartjes
aanhef
Beste meneer Wouters,
inleiding
Ik ben Guido van den Donk uit 1D. Ik wil heel graag 2 kaartjes hebben voor het concert van Ramstein.
middenstuk
Ik wil heel graag hier heen met mijn vader die een hele groet fan is van deze metalband. De vorige was hij ziek en kon hij er niet naar toe. Ik vind de muziek ook lekker hevig!
slot
Ik hoop dat ik de 2 kaartje win.
zakelijke afsluiting
Vriendelijke groet,
Guido van den Donk.

Slide 6 - Tekstslide

1.9 Media en onderzoek
Als je meer wilt weten over een onderwerp, ga je op zoek naar informatie. Je zoekt bijvoorbeeld op wanneer jouw favoriete serie op Netflix komt, of wat een hamster eet. De plek waar je informatie vindt, noem je een informatiebron.

Er zijn verschillende soorten informatiebronnen:
1 websites en apps op het internet, bijvoorbeeld Wikipedia en nu.nl;
2 boeken, bijvoorbeeld schoolboeken en woordenboeken;
3 media, bijvoorbeeld kranten- en tijdschriftartikelen en tv-programma’s;
4 personen, bijvoorbeeld jouw docent Nederlands.

Slide 7 - Tekstslide

1.9 Media en onderzoek
Leertekst: Zoeken op internet
Websites op internet zijn belangrijke informatiebronnen. Er zijn heel veel websites, dus het is belangrijk dat je goed kunt zoeken op internet. Je kunt daarvoor een zoekmachine als Google gebruiken, maar je kunt ook meteen de adresbalk in je browser gebruiken. In de zoekbalk of in de adresbalk vul je zoekwoorden in. Zoekwoorden zijn woorden die jouw onderwerp het beste omschrijven. De resultaten van jouw zoekactie op internet heten ook wel hits.

Drie tips voor zoeken op internet:
1 Gebruik het liefst twee of meer zoekwoorden.
2 Lees de eerste regel onder een hit en vraag je af of je iets aan deze informatie hebt.
3 Kies niet meteen het bovenste resultaat. Kijk ook naar de volgende hits.


Lees voor
website
internetpagina; verzameling van informatie op internet


Lees voor
zoekwoorden
woorden die een onderwerp het beste omschrijven


Lees voor
hits
de resultaten van een zoekactie op internet


INHOUD
ds.

Slide 8 - Tekstslide

1.9 Media en onderzoek
Zoeken op internet.
Je krijgt 10 vragen waarvan je in 2-tallen het antwoord gaat zoeken op internet.

Denk goed na over welke zoekwoorden je gebruikt.
En controleer of je het goede antwoord hebt gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

1.9 Media en onderzoek
Bedenk 5 vragen die niet zo eenvoudig te vinden zijn op internet.

Je vraag moet je dus een beetje 'vaag' houden.

Slide 10 - Tekstslide