Les 2 met leren-leren

Goedemorgen 
vrijdag
5 september 2019
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktijkonderwijs

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen 
vrijdag
5 september 2019

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag mentor gesprek 
13.00 uur Aleyna
13.30 uur Romaissa
Volgende week:
13.00 uur Esmeralda
13.30 uur Chanella

Slide 2 - Tekstslide

Programma van vandaag 
- Kies
- Leren-leren
- Nederlands
- Rekenen
-ICT


Slide 3 - Tekstslide

Kies thema 1, les 2
Rechten
- je leert wat het verschil is tussen een recht en een plichten
- wat mensenrechten zijn en mensenrechtenschending

Slide 4 - Tekstslide

Een ¨recht¨ is 
is iets wat je mag doen of wat je moet krijgen!

Slide 5 - Tekstslide

Geef voorbeelden van een recht

Slide 6 - Woordweb

Noem een voorbeeld een plicht..

Slide 7 - Woordweb

In je groepje maken 
opdracht 2 en opdracht 3 

Slide 8 - Tekstslide

Een plicht¨ is
is iets wat je moet doen

Slide 9 - Tekstslide

les 1 leren - leren

Slide 10 - Tekstslide

LEER JIJ VOOR EEN TOETS?
A
JA
B
NEE

Slide 11 - Quizvraag

Wat doe jij als je voor een toets moet leren?

Slide 12 - Woordweb

Wat lijkt je beter als je voor een toets moet leren?
De tekst die je moet leren....
A
Herlezen/doorlezen/ bekijken
B
Maak een oefentoets

Slide 13 - Quizvraag

Wat lijkt je beter als je voor een toets moet leren?
De tekst die je moet leren....
A
Onderstrepen en high lighten
B
Samenvatten in eigen woorden
C
Samenvatten in een eigen schema
D
Herlezen/doorlezen/ bekijken

Slide 14 - Quizvraag

Wat lijkt je beter als je voor een toets moet leren?
De tekst die je moet leren....
A
Uitleggen aan iemand anders
B
De opdrachten uit je boek opnieuw maken

Slide 15 - Quizvraag

Leerstrategie=

............................................

Slide 16 - Tekstslide

Vier leerstrategieen die dus werken.
Welke zou voor jouw het beste werken?
A
Een oefentoets maken
B
Samenvatten in eigen woorden of schema
C
Uitleggen aan iemand anders
D
De opdrachten uit een boek opnieuw maken

Slide 17 - Quizvraag

Nederlands
- maken blz. 125, 126 en 127

Slide 18 - Tekstslide

Nederlands 
Wat hebben we vorige week gedaan?

Slide 19 - Tekstslide

PUNT 

- Na of in sommige afkortingen


d.m.v.  -  m.a.w.  -   i.i.g.

  dhr.  -  mevr.  -   mej.

max.   -  min.  - nr.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is goed?
A
De gucci tas van peter is wel heel erg groot.
B
de Gucci tas van Peter is wel erg groot.
C
De Gucci tas van Peter is wel erg groot.
D
De gucci tas van Peter is wel erg groot.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Krijg jij ook Nederlands op het ROC.
B
Krijg jij ook Nederlands op het ROC?
C
Krijg jij ook nederlands op het ROC!
D
Krijg jij ook Nederlands op het roc.

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht
Maak in groepjes de opdracht over interpuncties.
Gebruik je nederlandse boek of internet.
Er zijn vier groepen en je geeft straks aan de groep een korte uitleg over de interpunctie die je krijgt.

Slide 23 - Tekstslide

KOMMA

- Maakt een zin overzichtelijker

- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt



Slide 24 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 25 - Tekstslide

KOMMA 

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 26 - Tekstslide

Dubbele punt :
Na een dubbele punt komt meestal een opsomming, een uitleg of een citaat.

Slide 27 - Tekstslide

DUBBELE PUNT 

- Staat voor een opsomming


Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.



Slide 28 - Tekstslide

DUBBELE PUNT 

- Voor een aankondiging


Ik heb een nieuwtje: ik ga verhuizen naar Breda.



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 29 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 30 - Tekstslide

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Punt, komma ;
Er is een belangrijk verband tussen de delen voor en na de puntkomma.
Ik heb een hekel aan zwemmen; toch neem ik een zwembroek mee.

Slide 33 - Tekstslide

Of bij een opsomming....
Denk aan de volgende spullen:
- toiletspullen;
- een handdoek;
- een warme trui, want het kan koud zijn;
- iets lekkers voor bij de koffie.

Slide 34 - Tekstslide

Haakjes (    )
Tussen haakjes wordt een verduidelijking, verklaring of toevoeging gezet.

Slide 35 - Tekstslide

De leerling(met de telefoon in de hand)had het goede antwoord.

De docent (die het antwoord wist) gaf op dat moment de leerling de tijd om na te denken.

Slide 36 - Tekstslide

Rekenen
Uitleg over hoe het werkt!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

ICT
- geef jezelf een tip voor dit schooljaar 

Slide 39 - Tekstslide

Van welk onderdeel heb je het meeste geleerd?
A
burgerschap
B
leren-leren
C
nederlands
D
rekenen

Slide 40 - Quizvraag

Wat vond je het leukste om te doen?
A
lesson up
B
individueel een opdracht maken
C
op de chromebook /laptop werken
D
in een groepje aan het werk

Slide 41 - Quizvraag