Spijsverteringsstelsel

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • Benoemen uit welke organen het spijsverteringsstelsel bestaat en via welke volgorde het voedsel deze organen passeert.
  • Uitleggen welke functies het spijsverteringsstelsel heeft.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • Benoemen uit welke organen het spijsverteringsstelsel bestaat en via welke volgorde het voedsel deze organen passeert.
  • Uitleggen welke functies het spijsverteringsstelsel heeft.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsverteringsstelsel
Spijsvertering: Het proces waarbij voedsel wordt afgebroken tot voedingsstoffen die klein genoeg zijn om door de darmen in het lichaam te worden opgenomen.

  • Vertering van voedingsstoffen
  • Opname van voedingsstoffen
  • Uitscheiding van voedingsstoffen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De mondholte
Mond: Start van spijsvertering
  • Kaken zorgen voor vermalen van voedsel
  • Speekselklieren: maken speeksel voor chemische afbraak van voedsel
  • Tong duwt voedsel tussen de tanden

Voedsel gaat via de mond naar de keel
en komt in de slokdarm.

Slide 3 - Tekstslide

Speekselklieren produceren 1 tot 1.5 liter speeksel per dag
Spijsvertering
Dit proces begint al in de mond!
  • Kauwen + speeksel

Dan via slokdarm naar maag:
  • Kneden + maagsap (zoutzuur)

Daarna naar dunne darm:
  • Peristaltiek + sap van alvleesklier en gal (uit lever)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering
In dunne darm:
  • Ook opname voedingsstoffen

Dan naar dikke darm:
  • Resorptie van water
  • Indikken van ontlasting

Uiteindelijk naar anus
  • Ontlasting verlaat het lichaam

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Mond
  2. Slokdarm 
  3. Maag
  4. Dunne darm (waar lever, alvleesklier en galblaas op uit komen)
  5. Dikke darm
  6. Rectum
  7. Anus 

Slide 6 - Tekstslide

Alle organen worden in de komende lessen behandeld.
Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt mede door peristaltische bewegingen.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en alvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen bevatten enzymen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen
Een enzym is een eiwit dat een specifieke reactie versnelt. Met behulp van enzymen worden voedingsstoffen omgezet in spijsverteringsproducten.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen
Enzymen zorgen ervoor dat spijsvertering snel verloopt
Niet al het voedsel kan worden verteerd

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen

Reactie mogelijk maken of versnellen
Enzym verandert niet van samenstelling
Elk enzym is specifiek
Kan worden hergebruikt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zetmeel is een koolhydraat. 
Koolhydraten worden verteerd
Zetmeel: 00000000  
Speeksel 'knipt' in je mond het zetmeel:  00   00   00   00
Verteringssap van de alvleesklier erbij:  0    0    0    0     0    0    0    0
Nu is het zetmeel verteerd: 0 = glucose    
Glucose kan vanuit de dunne darm worden opgenomen in het bloed. Het is de brandstof voor die alle cellen in het lichaam nodig hebben voor de verbranding. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
tot nu toe?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke aandoeningen van de spijsverteringsorganen kom je tegen?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer
in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartier
C
4 uur
D
4 dagen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere
bolletjes gaat bestaan
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is pepsine?
A
Een enzym dat eiwitten afbreekt
B
Een maagsap dat eten waterig maakt
C
Stofje dat ook in Pepsi zit
D
Een verteringssap

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle voedingsstoffen moeten worden verteerd voordat ze worden opgenomen
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies