Sparen vs. beleggen (vwo)

Sparen vs. beleggen
In deze les:
- Leer je welke vrijwillige spaarvormen er zijn
- Leer je welke vermogenstitels er zijn
- Leer je hoe de vermogenstitels zich qua risico tot elkaar verhouden
- Leer je hoe converteerbare obligaties werken
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Sparen vs. beleggen
In deze les:
- Leer je welke vrijwillige spaarvormen er zijn
- Leer je welke vermogenstitels er zijn
- Leer je hoe de vermogenstitels zich qua risico tot elkaar verhouden
- Leer je hoe converteerbare obligaties werken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je vrijwillig spaart, kun je voor twee manieren om te sparen kiezen. Welke van onderstaande eigenschappen horen bij welke manier?
Dagelijks opvraagbare spaarrekening
Deposito
Vaste rente
Variabele rente

Relatief lage rentevergoeding
Relatief hoge rentevergoeding
Vaste looptijd
Geen vaste looptijd

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland zijn er twee verplichte manieren waarop werknemers voor het pensioen kunnen sparen. Sleep onderstaande eigenschappen naar de juiste plek.
AOW
Bedrijfspensioen-fonds
Omslagstelsel
Kapitaaldekkingsstelsel
De werkenden van nu betalen de uitkeringen van nu
De werkenden van nu betalen de uitkeringen van de toekomst

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijk de onderstaande spaar-/beleggingsvormen met elkaar en sleep ze naar de juiste plek op de risicoschaal.
1. Het minste risico
2.
3.
4.
7. Het meeste risico
5.
6.
Aandelen van één bedrijf
Obligaties van één bedrijf
Deposito
Obligaties van meerdere bedrijven
Dagelijks opvraagbare spaarrekening
Converteerbare obligaties van één bedrijf, met conversierecht voor de obligatiehouder
Opties van één bedrijf

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een reden waarom aandelen risicovoller zijn dan obligaties voor een belegger.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij aandelen is de emissiekoers altijd uitgedrukt in een bedrag. Bij (converteerbare) obligaties wordt de emissiekoers uitgedrukt in een percentage van 'X'. Welk begrip moet er ingevuld worden voor 'X'?
A
De emissiekoers
B
De nominale waarde
C
De intrinsieke waarde
D
De beurskoers

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Converteerbare obligaties:
Stel je kunt twee converteerbare obligaties met een nominale waarde van € 500 per stuk tegen bijbetaling van € 100 inwisselen tegen 10 aandelen. Wat is de conversiekoers per aandeel?
A
€ 50
B
€ 60
C
€ 100
D
€ 110

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Converteerbare obligaties:
Stel je kunt twee converteerbare obligaties met een nominale waarde van € 500 per stuk tegen bijbetaling van € 100 inwisselen tegen 10 aandelen. De nominale waarde van één aandeel is € 100. Hoeveel agio ontvangt de NV per aandeel?
A
€ 10
B
€ 100
C
€ 50
D
€ 0

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 7 obligaties (nominaal €35) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op. De beurswaarde van een aandeel is €90. Raad jij de obligatiehouder aan om te converteren?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Conversiekoers per aandeel: (7 x € 35 + € 250) / 5 = € 99.
De conversiekoers per aandeel is hoger dan de beurskoers, dus betaalt een obligatiehouder méér bij het omwisselen van zijn obligaties dan hij/zij zou doen als hij/zij de aandelen op de beurs koopt. Het is dus niet slim om te converteren.