H19.4

Vandaag
1) Vorige les
2)  §19.4
3) Evaluatie 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
1) Vorige les
2)  §19.4
3) Evaluatie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De emissiekoers is de prijs waarvoor de nieuwe gecreëerde obligaties worden uitgegeven. 
De nominale waarde  is de waarde die u terugvindt op de obligatie
De beurskoers is de waarde van de obligatie wanneer je hem verhandeld

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel bedraagt de aflossing?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
A
€8.280
€16.744,58
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€16.744,58
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van een lineaire hypothecaire lening?
A
In het begin betaal je minder aflossing.
B
In het begin betaal je minder interest.
C
In totaal betaal je minder aflossing.
D
In totaal betaal je minder interest.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is een annuïteitenlening met een lening van €100.000 en een annuïteit van €12.456 per jaar. De looptijd is 10 jaar. Hoe hoog is de betaalde rente over de 10 jaar?
A
100.000
B
12.456
C
24.560
D
10.000

Slide 5 - Quizvraag

100.000/10 =10.000
2456/100000 =2.456%
100.000 - 10 x 12.456 = 24.560

 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij leent €1.000 euro aan je vriend uit daar krijg jij 3% interest per jaar voor, lening A. Nu wil je van deze lening af dus ga je deze verkopen, maar tegenwoordig krijg je voor een lening van €1.000 4% interest, lening B.

Vraag: jouw klasgenoot wilt een lening overkopen welke kiest hij dan?

Slide 7 - Tekstslide

Kiest voor lening B, want daar ontvangt hij meer interest voor bij eenzelfde bedrag dat hij moet betalen.
Jij leent €1.000 euro aan je vriend uit daar krijg jij 3% interest per jaar voor, lening A. Nu wil je van deze lening af dus ga je deze verkopen, maar tegenwoordig krijg je voor €1.000 een lening met 4% interest, lening B. 


Vraag: Jij besluit de prijs van jouw lening te verlagen naar €900 welke lening is dan interessant?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effect van marktrente
Wat is het effect van een verandering van de marktrente op obligaties? Als de: 
  • nieuwe intereststand (marktrente) > interest op obligatie: huidige koers obligatie < 100% (disagio). 
  • nieuwe intereststand (marktrente) < interest op obligatie: huidige koers > 100% (agio)

Slide 9 - Tekstslide

Nieuwe obligatie (7% interest) is interessanter dan de oude obligatie (6% interest) dus de belegger kan de oude obligatie allen verkopen tegen een lagere koers. 
Obligatie elk €10 nom.
Koers is 105%. Plaatsing is dan:
Obligatie elk €10 nom.
De koers van obligaties is nu €10. Plaatsing is dan:
Agio van 50 cent

Disagio van 10 cent

Boven pari
A pari, geen agio, noch disagio
Onder pari

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§19.4 Converteerbare obligatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een converteerbare obligatie is
A
Een obligatie met hoge rente
B
Een obligatie met stemrecht
C
Een obligatie die omwisselbaar is in aandelen
D
Een obligatie die halverwege de looptijd afgelost kan worden.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Converteerbare obligatielening 
Voorbeeld: een 4% Obligatielening 
Conversievoorwaarden: Voor 1 obligatie van €500 nominaal en bijbetaling van €160, ontvang je bij conversie 10 aandelen met een nominale waarde van €50.

Wat is de conversieprijs?     (€500 + €160)/10 = €66
Wat is de agio per aandeel?     €66 - €50 = €16   
Wat is het voordeel voor een houder van 1 obligatie bij een aandelenkoers van €80 ?  
10 x (€80-€66) = €140            

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
1) hoeveel zijn alle obligaties samen waard?
2) hoeveel krijg je extra naast de waarde van stap 1?
3) hoeveel zijn de waardes van stap 1 en 2 per aandeel?
4) hoeveel houdt je over als je de totale nominale waarde van stap 3 afhaalt?
5) hoeveel ontvang jij meer of minder voor de aandelen t.o.v. beurskoers

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op.
Wat is de conversieprijs (van één aandeel)?
A
€304
B
€64
C
€114
D
€93,75

Slide 15 - Quizvraag

€250 + 8 * €40 / 5 = €114

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op. De conversieprijs is €114. Hoeveel agio ontstaat er bij deze conversie?
A
€14
B
€570
C
€112
D
€70

Slide 16 - Quizvraag

€250 + 8 * €40 - €100 * 5 = €70

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op. De obligatiehouder wacht tot de beurskoers van één aandeel €130. Bereken het voor- of nadeel van 8 obligaties
A
€16
B
€30
C
€80
D
€8

Slide 17 - Quizvraag

€114 * 5 - €130 * 5 = €80
Andere soorten obligaties
1) winstdelende obligaties
2) achtergestelde obligatie of kapitaalobligatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie
hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Maak opgave: 19.7 & 19.8
Klaar? Lees H19.5/19.8

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies