10. Klasse Starke Verben Präsens & Perfekt
1 / 21
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
sterke werkwoorden -a/-ä:
Du _______ aber sehr lang.
Du _______ aber sehr lang.
A
schlafst
B
schlaft
C
schläfst
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer treedt er bij de sterke werkwoorden een verandering op?
Bij de ...
Bij de ...
A
ich-, du-, er-vorm
B
du-, er-, sie-, es-vorm
C
er- , sie-, es-vorm
D
tweede- en derde- persoon enkelvoud
Slide 6 - Quizvraag
Man trägt oft Lederhosen auf dem Bierfest in München.
Wer trägt dann die Lederhosen?
Het sterke werkwoord helfen
ziet er bij 'er' als volgt uit:
ziet er bij 'er' als volgt uit:
A
helft
B
hilft
C
hielft
D
helfe
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke vorm heeft het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord
A
ge + stam + t
B
ge + stam (evt. klankverandering) + en
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
het sterke werkwoord lesen ziet er bij du als volgt uit:
A
lest
B
liest
C
list
D
lesst
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a -> ai
B
a -> au
C
er verandert niets
D
a -> ä
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
sterke werkwoorden -a/-ä:
Er ______ mit dem Zug.
Er ______ mit dem Zug.
A
fahrt
B
fahrtet
C
fährt
D
fährst
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wieso seid ihr so lang ..... (bleiben)?
A
geblieben
B
gebleiben
C
gebliebt
D
gebleibt
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Was hast du ......... (trinken)?
A
getrinken
B
getrunken
C
getranken
D
getrinkt
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wieviel Geld habt ihr in der Lotterie .... (gewinnen)?
A
gewinnt
B
gewannen
C
gewonnen
D
gewinnen
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hast du dir letztes Wochenende frei ..... (nehmen)?
A
genommen
B
genehmt
C
genahmen
D
genehmen
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Beheers je de grammatica van de sterke werkwoorden?
Slide 20 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
Slide 21 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
