les 14 thuis een BIJzonder dier


A
A is een wesp B is een hommel C is een bij
B
A is een hommel B is een bij C is een wesp
C
A is een bij B is een hommel C is een wesp
D
A is een bij B is een wesp C is een hommel
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
begrijpend lezen/ kennis vd wereldBasisschoolGroep 4,5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les


A
A is een wesp B is een hommel C is een bij
B
A is een hommel B is een bij C is een wesp
C
A is een bij B is een hommel C is een wesp
D
A is een bij B is een wesp C is een hommel

Slide 1 - Quizvraag

De les van deze week gaat over bijen.
Aan het eind van de les heb je hopelijk iets nieuws geleerd over bijen, terwijl we weer werken aan begrijpend lezen, woordenschat en dat soort dingen.

Slide 2 - Tekstslide

wat weet je al over bijen?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

De wesp heeft een angel met weerhaakjes
A
klopt
B
klopt niet

Slide 5 - Quizvraag

De angel van een bij zit
A
aan de voorkant
B
aan de achterkant

Slide 6 - Quizvraag

Bestuivers
1 Om fruit aan de boom te krijgen, moeten de bloemetjes bevrucht worden. Daar zorgen bestuivers voor.
2 Bestuivers zijn insecten die stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem brengen. Zo kunnen er
3 vruchten groeien. Bijen zijn belangrijke bestuivers, net als vlinders, hommels en zelfs wespen.
4 Ook zijn er vogels die goed zijn in bestuiven.  Helaas hebben de bestuivers in Nederland het steeds
5 moeilijker. Vooral omdat er steeds minder bloemen in de natuur zijn.

Koningin
6 Elk bijenvolk heeft een koningin. Deze bij is groter dan de anderen. Zij is de moeder van alle bijen van
7 haar volk. Ze kan wel 2000 eitjes per dag leggen.

Bijen
8 De honingbij is een van de bekendste bijen, maar er zijn ongeveer 350 verschillende soorten bijen in ons land.
9 Zonder bijen zouden er ook geen aardbeien zijn. Dat betekent dus ook geen aardbeienyoghurt, aardbeienijs 10 of aardbeienthee! 
11 Ook al vind je bijen misschien een beetje eng, we moeten goed voor ze zorgen, want als het met de bijen 
12 niet goed gaat, gaat het ook met de mensen niet goed.

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel regels heeft het stukje op de vorige slide?
A
12
B
16

Slide 8 - Quizvraag

Weet je nog wat een alinea is?
Dat is een stukje tekst tussen twee witte stukjes in.
Deze vraag kun je opzoeken in de eerste alinea:
Welke vier bestuivers worden genoemd in de tekst?
TIP: Lees eerst goed wat een bestuiver is!

Slide 9 - Open vraag

Waardoor hebben de bestuivers het moeilijk? Zoek het antwoord op in de tekst!

Slide 10 - Open vraag

In regel 5 staat een verwijswoord: ZIJ.
Waarnaar verwijst of verwijzen zij?
A
Het bijenvolk
B
De bijenkoningin
C
De eitjes

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel bijensoorten komen er in Nederland voor?
A
350
B
2000

Slide 12 - Quizvraag

WEETJE
Bijen zijn hele harde werkers! Ze slapen namelijk nooit. Dag en
nacht zijn ze bezig met bloemen bestuiven of honing maken.

Hier komt de uitspraak ‘een bezig bijtje’ dus vandaan!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Door welk insect worden tomaten bevrucht?
A
hommels
B
bijen
C
wespen
D
vliegen

Slide 15 - Quizvraag

De imker in het filmpje vertelde over wat wij zelf kunnen doen om de bijen te helpen.
Wat zei hij daarover?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

In het filmpje zag je dat bijen met bijenwas kamertjes bouwen.
Die kamertjes hebben de vorm van een zeshoek.
Wat is een andere naam voor zo'n zeshoek?
A
pentagon
B
hexagon
C
driehoek
D
vierkant

Slide 18 - Quizvraag

de of het?
honingraat
A
de
B
het

Slide 19 - Quizvraag

de of het?
bestuiver
A
de
B
het

Slide 20 - Quizvraag

de of het?
honing
A
de
B
het

Slide 21 - Quizvraag


Zoek in huis naar iets wat er is dankzij de bijen. Maak er een foto van en upload hem.
Ik heb het zelf ook gedaan, kijk maar hiernaast.

Slide 22 - Open vraag


A
bij alle plaatjes staat het goede woord
B
niet bij alle plaatjes staat het goede woord

Slide 23 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 24 - Open vraag

Wat vond je van deze les?
0 is stom, 100 is superleuk
0100

Slide 25 - Poll

Tot de volgende keer maar weer!

Slide 26 - Tekstslide