Startrekenen 1F/2F 1.2 en 1.3

Startrekenen Hoofdstuk 1
Wat gaan we doen?
1. Je oefent de woorden van vorige week
2. Je leert afronden
3. Je maakt opdrachten van 1.2/1.3
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startrekenen Hoofdstuk 1
Wat gaan we doen?
1. Je oefent de woorden van vorige week
2. Je leert afronden
3. Je maakt opdrachten van 1.2/1.3

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort bij elkaar?
<
>
2.000.000
even getal
oneven getal
kleiner dan
groter dan
miljoental
142
163

Slide 2 - Sleepvraag

Nieuwe woorden
Afronden -> ongeveer. 
Ongeveer teken:
Dus: 
811 800 -> 811 is ongeveer evenveel als 800
18.998 ≈ 19.000 -> 18.998 is ongeveer evenveel als 19.000
8.034.801 ≈ 8.000.000 -> 8.034.801 is ongeveer evenveel als 8.000.000

Slide 3 - Tekstslide

Hoe rond je af?
Als het getal kleiner dan 5 is, rond je het getal naar beneden ↓af. 
Als het getal 5 of groter is, rond je het getal naar boven  af. 
Voorbeeld: Rond het getal 6.734 af op een duizendtal.
1.  Waarop rond je af? 6.734 -> afronden op de 6
2. Naar welk cijfer kijk je voor afronden? 6.734. Naar de 7. 
3. Rond je af naar boven ↑ of naar beneden ↓? 7 is groter dan 5, dus naar boven
4. 6.734 ≈ 7.000

Slide 4 - Tekstslide

Afronden oefenen
Als het getal kleiner dan 5 is, rond je het getal naar beneden ↓af. 
Als het getal 5 of groter is, rond je het getal naar boven  af. 
Voorbeeld: Rond het getal 12.251.667 af op miljoental.
1. Waarop rond je af? 
2. Naar welk cijfer kijk je voor afronden? 
3. Rond je af naar boven ↑ of naar beneden ↓? 
4. 12.251.667 ≈ 

Slide 5 - Tekstslide

Afronden oefenen
Rond het getal 7.267 af op duizendtallen


Rond het getal 7.267 af op honderdtallen

Slide 6 - Tekstslide

Afronden oefenen
Rond het getal 456.243 af op honderdduizendtallen


Rond het getal 456.243 af op tienduizendtallen

Slide 7 - Tekstslide

Hoe makkelijk/moeilijk vond je dit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Blauwe boek
1. Zelf maken: opdracht 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13
2. Zelf maken: opdracht 14, 15, 16, 17

Paarse boek
1. Samen: opdracht 8 en 9
2. Uitleg decimale getallen
3. Maken: opdracht 4, 5, 6, 7

Slide 9 - Tekstslide

Decimale getallen
Decimale getallen -> getal met komma (,)
Voorbeeld: 1,6; 2,41; 10,15
Decimaal: het cijfer achter de komma
Dus -> 1,6 -> de 6 is het decimaal
Dus -> 2,41 -> de 4 en de 1 zijn decimalen.

Slide 10 - Tekstslide

Decimale getallen
Het getal: 0,75
De 0 = 0 waard -> eenheid (E)
De 7 = 0,7 waard -> tienden (t)
De 5 = 0,05 waard -> honderdsten (h)

Opdracht 10 gezamenlijk

Slide 11 - Tekstslide

Blauwe boek
1. Zelf maken: opdracht 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13

2. Zelf maken: opdracht 14, 15, 16, 17

3. Samen nakijken opdracht 14, 15, 16, 17

Paarse boek
1. Samen: opdracht 8 en 9
2. Uitleg decimale getallen en opdracht 10
3. Maken: opdracht 4, 5, 6, 7, 11, 12, 13

Slide 12 - Tekstslide

Hoe makkelijk/moeilijk vond je dit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll