Bespreken oefentoets 3H

Nederlands

3H4 + 3H5
Bespreken oefentoets

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

3H4 + 3H5
Bespreken oefentoets

Slide 1 - Tekstslide


1. a Uit welke alinea(’s) bestaat de inleiding?

Antwoord:

A. Alinea 1

Slide 2 - Tekstslide


1.b Waaraan herken je de eerste alinea(’s) in deze tekst?

Antwoord:

Het is de eerste alinea en hij is dikgedrukt.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


1. c Welke functie heeft de inleiding in deze tekst?

Antwoord:

A. Aangeven wat het onderwerp van de tekst is.

Slide 5 - Tekstslide


2. a Welk tekstverband geeft het signaalwoord ‘omdat’ in alinea 2 aan?
Antwoord:

B. Reden/ verklaring

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


2. b Welk tekstverband geeft het signaalwoord ‘toen’ in alinea 4 aan?
Antwoord:

A. Tijdaangevend/ chronologisch

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


3. Noem twee redenen waarom Monique B. als verdachte werd aangewezen.
Antwoord:

1. Omdat Monique B. mogelijk eerder zou hebben gestolen bij mevrouw Schermer.
2. Ook werden er sporen van Monique B. gevonden op de doorzochte spullen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


4. Waarom is Monique B. blij met de conclusie van Gerede Twijfel?
Antwoord:

Omdat ze zelf altijd ontkend heeft dat zij mevrouw Schermer gedood heeft. Door Gerede Twijfel wordt er in ieder geval nog eens naar de zaak gekeken.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide


5. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Antwoord:

Gerrit Schuchard voelt zich bevrijd.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


6. Welke zin geeft de hoofdgedachte van deze tekst het best weer?
Antwoord:

C. Puttenaar Schuchard voelt zich bevrijd na de arrestatie
van de echte dader in de Puttense moordzaak.

Slide 16 - Tekstslide


7. a Wat is de tekstsoort van tekst 2?
b Leg uit hoe je deze tekstsoort herkent.

Antwoord:
a. Informatieve tekst. 
b. Als ze de tekstsoort bij a herkennen en dit goed onderbouwen, dan is het antwoord goed. Dit kan bijvoorbeeld zijn: Het gaat hier om een nieuwsartikel of ze kunnen het zien aan het woord verslaggevers in de tekst, aan de bron of aan de Stentor (dit is een krant). 

Slide 17 - Tekstslide


8. Uit welke alinea’s bestaat de kern? 
Antwoord:

2 t/m 11

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


9. In alinea 1 vind je het tekstverband oorzaak-gevolg. Wat is de oorzaak en wat is het gevolg?

Antwoord:

Oorzaak: De aanhouding van Ronald P.
Gevolg: De echte dader in de Puttense moordzaak lijkt gevonden

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


10.  a Welk verband is er tussen alinea 2 en 4?
       b Aan welk signaalwoord kun je dit zien?


Antwoord:

a. Reden/verklaring
b. Waarom

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


11.  Welk tussenkopje zou je plaatsen boven alinea 7?


Antwoord:

A. Compensatie

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide


12.  Welk tekstverband geeft ‘daarnaast’ (r. 69) aan?


Antwoord:

Opsomming

Slide 26 - Tekstslide


13.  Waarom heeft Gerrit Schuchard vastgezeten?


Antwoord:

Omdat Schuchard niets zou hebben gedaan om Christels lot af te wenden.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide


14.  Waarom was het dagboek van Gerrit Schuchard zo belangrijk?


Antwoord:

Het dagboek bleek later van essentieel belang bij de vrijlating van de Twee van Putten. Gerrit had erin beschreven hoe het die dag (de dag van de moord red.) precies is gegaan.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide


15.   Wat betekent 'pamfletten' (r.70)?


Antwoord:

B. Flyers

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide


16.  Is deze tekst betrouwbaar? Leg je antwoord uit. Noem twee redenen.

Antwoord:
Twee redenen dat de tekst betrouwbaar is zouden kunnen zijn: - De tekst is betrouwbaar, omdat het gaat om een nieuwsartikel uit een krant, waarvan de feiten controleerbaar zijn. - Het artikel verschenen in een gerenommeerde krant, namelijk De Stentor.

Slide 33 - Tekstslide


17.   Geeft de tekst je voldoende informatie om een artikel te schrijven over de Puttense moordzaak? Leg uit waarom wel/ waarom niet.



Nee, want je weet aan de hand van deze tekst niet wat er precies gebeurd is. Je weet wel wie de twee van Putten zijn en waarvoor ze veroordeeld zijn, maar niet waarom. Daarnaast weet je niet hoe het proces verlopen is.

Slide 34 - Tekstslide