W7: Die Fälle: der und ein Gruppe

Grammatik
Wiederholen der und ein Gruppe
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatik
Wiederholen der und ein Gruppe

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
Ich kann Fälle benutzen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet ik doen om de naamval te bepalen?

Stappenplan:
1. Welk woord moet ik vertalen
2. welk geslacht heeft het woord
3. Staat er een voorzetsel in de zin
Geen voorzetsel = ontleden (1e nv = ond, 3e = meew.vw, 4e nv = lv)
4. Bepaal of het woord hoort bij onb of bepaalde lidwoord ( of schema)
5. Vul de correcte naamval in.

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsel Akkusativ (4)
durch für um bis gegen entlang ohne

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsel Dativ (3)
mit nach bei  seit von zu aus außer gegenüber ab

Slide 5 - Tekstslide

mannelijk (m)

vrouwelijk (v)
onzijdig (o)
meervoud (mv)

1
der
die
das
die
3
dem
der
dem
den +n
4
den
die
das
die
Der-Gruppe  
* Zelfstandige naamwoorden meervoud in de derde naamval krijgen een extra “N”, behalve als deze niet uitgesproken kan worden.
Vb. 1. Er staat al een N: die Frauen – den Frauen
       2. Kan men niet uitspreken: die Cousins – den Cousins

Slide 6 - Tekstslide

mannelijk (m)`

vrouwelijk (v)
onzijdig (o)
meervoud (mv)

1
ein
eine
ein
keine
3
einem
einer
einem
keinen +n*
4
einen
eine
ein
keine
Ein-Gruppe (aufschreiben!)
Dit schema gebruik je ook voor de bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, ihr- & Ihr-
* Zelfstandige naamwoorden meervoud in de derde naamval krijgen een extra “N”, behalve als deze niet uitgesproken kan worden.
Vb. 1. Er staat al een N: die Frauen – den Frauen
       2. Kan men niet uitspreken: die Cousins – den Cousins

Slide 7 - Tekstslide

Welke voorzetsels zijn er in de 4e nv?
durch
für
gegen 
ohne
um
bis
entlang
Dativ (3. Fall)
mit = met
nach = na, naar
bei = bij
seit = sinds
von = van, door
zu = naar, tot, bij
aus = uit
außer = behalve
entgegen = tegemoet
gegenüber = tegeover
Akkusativ (4. Fall)
durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om
bis = tot
entlang = langs
Präpositionen = voorzetsels 

Slide 8 - Tekstslide

Zie je een van deze voorzetsels staan, krijg je automatisch een 3e of 4e naamval. 
1. mijn - Ich habe ein Geschenk für ...... Onkel gekauft. 
2. onze - Ohne ....... Freund können wir nicht gehen. 
3. de - Das hat er von ..... Mann bekommen. 

Slide 9 - Tekstslide

Zie je een van deze voorzetsels staan, krijg je automatisch een 3e of 4e naamval. 
1. mijn - Ich habe ein Geschenk für meinen Onkel gekauft. 
2. onze - Ohne unseren Freund können wir nicht gehen. 
3. de - Das hat er von dem Mann bekommen. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat moet ik doen om de naamval te bepalen?
  1. Welk schema (der/die/das/ein/bez.vnw pers.vnw) moet ik invullen?
  2. Staat er een voorzetsel in de zin? 
  3. Geen voorzetsel = ontleden (1e nv = ond, 3e = meew.vw,  4e nv = lv)

Slide 11 - Tekstslide

YouTube
Duitse naamvallen
Bekijk het filmpje. Hierin wordt precies uitgelegd hoe je de naamvallen moet bepalen door te ontleden. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Dus......Geen voorzetsel = ontleden
Onderwerp = 1. Fall (Nominativ)

Welke vraag moet je stellen om het onderwerp te vinden? 

Slide 14 - Tekstslide

Geen voorzetsel = ontleden (aufschreiben!)
Onderwerp = 1. Fall (wie/wat + gezegde)
Vb. 
de - ....... Frau hat euch gesehen. 
Wie/wat heeft gezien? - Frau (onderwerp) = die Frau

Let op! Ook als het gaat om een naamwoordelijk van het gezegde gaat het om een 1e naamval! Die Jongen is mijn broer. Der Junge ist mein Bruder

Slide 15 - Tekstslide

Geen voorzetsel = ontleden
Lijd.vw = 4. Fall (Akkusativ)

Welke vraag moet je stellen om het lv te vinden? 

Slide 16 - Tekstslide

Geen voorzetsel = ontleden (aufschreiben!)
Lijdend voorwerp= 4. Fall (wie/wat + gezegde + ond). 
Vb. 
de - Ich habe ....... Mann gesehen. 
Wie/wat + heb ik gezien? - Mann(lv) = den Mann

Slide 17 - Tekstslide

Geen voorzetsel is ontleden
Meewerkend voorwerp= 3. Fall (Dativ)

Welke vraag stel je om het mw.vw te vinden? 

Slide 18 - Tekstslide

Geen voorzetsel is ontleden (aufschreiben!)
Meewerkend voorwerp= 3. Fall (Dativ) aan wie/voor wie? 
Vb. 
mijn - Ich habe .... Freundin das Geschenk gegeben. 
Aan/voor wie? Freundin = meiner Freundin

Slide 19 - Tekstslide

Wichtig: belangrijk
Leer de voorzetsels + behorende naamval
leer de uitgangen

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben
Grammatik heft Seite 5+6

Slide 21 - Tekstslide