les 1

  • je gaat  6 minuten in sti
les
  • Telefoons opbergen
  • Kaugom in de prullebak
  • Boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

  • je gaat  6 minuten in sti
les
  • Telefoons opbergen
  • Kaugom in de prullebak
  • Boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel


Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • nakijken opdrachten Weet je het nog?
  • uitleg paragraaf 2.1
  • je gaat 12 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
  • we sluiten de les af

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?        Theorie
Als je iets ruilt tegen andere goederen of diensten is dit directe ruil. Bij het ruilen van geld tegen goederen is er sprake van indirecte ruil. 
In je portemonnee heb je chartaal geld. Het geld op je bankrekening is giraal geld. Daarmee kun je elektronisch betalen. 
Op je rekeningoverzicht kun je het saldo checken. Dat is credit als je in de plus staat en debet als je in de min staat.
Als je meer inkomsten dan uitgaven hebt, kun je sparen. Je ontvangt dan als vergoeding rente van de bank.
Als je geld tekortkomt, dan kun je geld lenen. Ander woord voor lening is krediet. Je moet dit bedrag aflossen, maar je betaalt ook rente. Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de kredietkosten.
Het rentepercentage dat je krijgt op een spaarrekening is lager dan het rentepercentage dat je betaalt voor een lening.

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?        Opdrachten

1 Directe ruil:
   je ruilt een appel voor een ei
   voor een boek krijg je een game terug
2 Chartaal geld:
   geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten
3 Op de foto's zie je voorbeelden van elektronisch
   betalen

Slide 4 - Tekstslide

4 Creditsaldo, dus positief!
   Nieuwe saldo: 135,50-349-34,40+142 = - € 105,80
   Het is een debetsaldo
5 Over een debetsaldo betaal je een hoge rente
   Met een debetsaldo heb je een tekort, dan kun je in
   de problemen komen
6 Na 1 jaar krijg je aan rente: 4500 / 100 x 1,3 =
   € 58,50
   Na vier maanden krijg je aan rente: 58,50 / 12 x 4
   = € 19,50

Slide 5 - Tekstslide

7 Na 3 maanden € 4,60 aan rente
   Na 1 jaar: 4,60 / 3 x 12 = € 18,40
   In % is dit 18,40 / 4500 x 100 = 1,6%
8 Geld lenen kost geld: als je leent, moet je rente
   betalen over het geleende bedrag. Ook moet de
   lening worden afgelost.
   Een reden om toch te lenen: 
  • je hebt een tijdelijk geldtekort (je krijgt snel weer je loon maar je wilt nu geld uitgeven)
  • je wilt een dure aankoop doen (het duurt te lang om eerst te sparen)
  • je hebt onverwachts geld nodig

Slide 6 - Tekstslide

9 Een lening betaal je terug in een aantal termijnen.
   Daarvan is een deel bestemd voor het aflossen van
   het geleende bedrag. Als vergoeding voor het lenen
   betaal je ook rente.
10 Totaal terugbetalen 36 x 52,60 = € 1.893,60 
   Kredietkosten: 1893,60 - 1600 = € 293,60
   Kredietkosten in %: 293,60 / 1600 x 100 = 18,35%
11 1 jaar: 12 x 1291 = 15.492 - 15.000 = € 492,-
   3 jaar: 36 x 456 = 16.416 - 15.000 = € 1.416,-

Slide 7 - Tekstslide

  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn​
  • hoe je een budgetplan opstelt​
  • hoe je een reservering berekent​
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen
Hoe geef jij je geld uit?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Soorten uitgaven​
Dagelijkse uitgaven: ​alledaagse, huishoudelijke uitgaven zoals in de supermarkt.​
Vaste lasten: ​de uitgaven die je met vaste regelmaat moet betalen, zoals abonnementen, contributie, huur of hypotheek.​
Incidentele uitgaven: ​grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.





Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Benodigd bedrag: € 130 × 2 = € 260​,-
Per persoon is dat: € 260 ÷ 3 = € 86,67​
Reserveren: € 52 ÷ 3 = € 17,33 per maand

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
En nu?
  • starten aan paragraaf 2.1 (blz 42/45)
  • je gaat 12 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide