les 1

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
We beginnen aan een nieuw hoofdstuk
telefoons in de tas
geen kauwgom
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
We beginnen aan een nieuw hoofdstuk
telefoons in de tas
geen kauwgom

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • uitleg, je bent stil en doet goed mee
  • je maakt een paar rekenopdrachten
  • je gaat 8 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
  • (we gaan wellicht een deel alvastnakijken)
  • we sluiten de les af
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: Jij en je geld
Hoofdstuk 2
Jij en je Geld

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Pinpas of portemonnee?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Soorten Geld
Chartaal geld
Contant geld
Munten en biljetten
Het is tastbaar, je kunt het vastpakken

Giraal geld saldo
Geld op je bankrekening
Je kunt het niet vastpakken
Soorten geld

Slide 6 - Tekstslide

Directe/
indirecte ruil

Het ruilen van producten tegen producten noem je directe ruil.

Gebruik je geld om een product te kopen, dan noem je dat indirecte ruil.
Directe ruil

Slide 7 - Tekstslide

Soorten Geld
Indirecte ruil
Ruil waarbij je geld als ruilmiddel gebruikt. Je koopt dus iets.

Directe ruil
Je ruilt een goed of dienst tegen iets anders zonder geld te gebruiken.
Directe en Indirecte Ruil

Slide 8 - Tekstslide

Soorten Geld
Contant
met munten en bankbiljetten

Elektronisch
bankpas
mobiele telefoon (horloge)
computer

Betalen

Slide 9 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo (tegoed)
+ Ontvangsten
- Uitgaven
----------------------
Nieuw saldo
Pak je rekenmachine

Slide 10 - Tekstslide

Berekenen het nieuwe saldo
Tegoed  € 23,45 
Betaald  € 12,65
Ontvangen  € 8,34

Nieuw saldo  € 
Je staat rood  €12,45
Betaald  € 13,78
Ontvangen  € 46,91

Nieuw saldo  € 

Slide 11 - Tekstslide

Berekenen het nieuwe saldo
Tegoed  € 23,45 
Betaald  € 12,65
Ontvangen  € 8,34

Nieuw saldo  € 19,14
23,45-12,65+8,34
Je staat rood  €12,45
Betaald  € 13,78
Ontvangen  € 46,91

Nieuw saldo  € 20,68
-12,45-13,78+46,91

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met procenten
Zakgeld dit jaar €  4,25
Stijging 5%

Zakgeld volgend jaar?
Kosten dit jaar  €  86,50
Daling 15%

Kosten volgend jaar?

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met procenten
Zakgeld dit jaar €  4,25
Stijging 5%

Zakgeld volgend jaar?
4,25/100 x 5 = 0,71 
4,25 + 0,71 = € 4,96
of 4,25/100 x 105
Kosten dit jaar  €  86,50
Daling 15%

Kosten volgend jaar?
86,50/100 x15 = 12,98
86,50-12,98 = € 73,53
of 86,50/100 x 85

Slide 14 - Tekstslide

LEER              EN

                     §2.1

Slide 15 - Tekstslide

  • Ik weet wat chartaal geld is
  • Ik weet wat giraal geld is
  • Ik weet wat internetbankieren is
  • Ik weet wat directe ruil is
  • Ik weet wat indirecte ruil is
  • Ik weet hoe ik elektronisch kan betalen
  • Ik kan een saldo uitrekenen na betalingen en ontvangsten
  • Ik kan een stijging of daling in procenten berekenen
LEER              EN

Slide 16 - Tekstslide

Maken
(eerst in stilte)
Opdracht
1 t/m 12
blz 38 t/m 41
timer
8:00

Vragen (aan mij) 
mogen altijd gesteld worden

Slide 17 - Tekstslide

1 
Hoe vaak heb je contant betaald?
Hoe vaak heb je gepind?
Heb je nog anders betaald?
2
Je pint => dus giraal geld
Je koopt online => dus giraal geld
Briefje van 10 euro => dus chartaal geld
iDeal => dus giraal geld
Bankrekening => dus giraal geld

Slide 18 - Tekstslide

3
Als je pint bij een pinautomaat, dan
daalt jouw hoeveelheid giraal geld
stijgt jouw hoeveelheid chartaal geld


Slide 19 - Tekstslide

4

Oud saldo
Bij
Af
Nieuw saldo
€      100,-
€   34,60
€        21,45
€ 113,15
€       13,45
€     4,50
€        12,-
€    5,95
€     257,98
€ 559,72
€     125,-
€ 692,70
€ 2.006,-
€ 780,-
€ 2.500,-
€ 286,-
€      19,95
€   12,-
€      30,-
€ 1,95

Slide 20 - Tekstslide

5a
Nikki betaald alles met haar pinpas => giraal
5b
Haar tegoed was € 98,-
Alle uitgaven bij elkaar zijn € 54,50
(26,95+2,25+1,50+3,75+9,95+10)

Haar nieuwe tegoed is 98-54,50 = € 43,60

Slide 21 - Tekstslide

6
koop => indirecte ruil
koop => indirecte ruil
ruil => directe ruil

7
Banken: zorgen dat klanten snel en veilig kunnen betalen. beveiligen dmv pincodes en camera's
Jij zelf: zorgvuldig met pincode omgaan, inloggegevens veilig bewaren

Slide 22 - Tekstslide

8  Je ziet op de app van je bankrekening dat je saldo gedaald is. Dat komt omdat je met jouw pinpas geld hebt opgenomen bij de geldautomaat. Gelukkig kun je je geheime pincode makkelijk onthouden. Als je kleren koopt in de stad, betaal je meetal bij een betaalautomaat.


Slide 23 - Tekstslide

9a
Online aankopen: eigen antwoord
9b
meest gebruikt is iDeal
9c
Paypal is 4% 
4% van 110.000.000 = 4.400.000 aankopen

Slide 24 - Tekstslide

10
pinnen
contactloos betalen
internetbankieren of via iDeal betalen

Slide 25 - Tekstslide

11a  1999: € 46,01      2015: € 28,97
11b  Verschil: 46,01-28,97 = € 17,04
11c  gemiddeld bedrag in 2015 is hoger. 
11d  Winkeliers stimuleren het pinnen.


Slide 26 - Tekstslide

12
Het gemiddelde zal dalen met 5,8%
Het gemiddelde was € 28,79
daling is dus 28,79/100 x 5,8 = € 1,68
Het gemiddelde word dan 28,79-1,68 = 27,29

Slide 27 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?

Slide 28 - Tekstslide

Waarom sparen?
  1. Voor een bepaald doel. Bijvoorbeeld een vakantie. 
  2. Uit voorzorg (onverwachte uitgaven). Bijvoorbeeld als de wasmachine stuk gaat. 
  3. Voor de rente. De rente die je van de bank krijgt. 

Slide 29 - Tekstslide

Functies van het geld
Geld heeft drie geldfuncties:
  1. geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  2. geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  3. geld als rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft. 

Slide 30 - Tekstslide

Rente bij sparen
Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank, omdat je er spaart. 

De rente wordt berekend in procenten per jaar.

Berekening:
Rentebedrag per jaar = (rentepercentage ÷ 100) x spaarbedrag

Slide 31 - Tekstslide

2.3 Waarom zou je lenen?

Slide 32 - Tekstslide

Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is.


Redenen om geld te lenen:
  •  Je wilt iets duurs kopen, zoals een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.

  •  Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.

Slide 33 - Tekstslide

Lenen
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand. Dat is de maandtermijn.
De maandtermijn bestaat uit twee delen: 
  •  Een deel voor het terugbetalen van het geleende geld. Dat heet aflossen.
  •  Een extra bedrag voor rente.

Slide 34 - Tekstslide

Rente bij lenen
De rente bij een lening is een vergoeding aan de bank, omdat je hun geld mag gebruiken.

Percentage = (rentebedrag ÷ leenbedrag) x 100


Slide 35 - Tekstslide

2.4 Wat is verzekeren?

Slide 36 - Tekstslide

Verzekeraar
De verzekeringsmaatschappij.

Slide 37 - Tekstslide

Verzekerde
Degene die zich verzekert bij een verzekeringsmaatschappij.

Slide 38 - Tekstslide

Premie
De prijs van de verzekering; het bedrag dat een verzekerde betaalt aan de verzekeringsmaatschappij om verzekerd te zijn.

De hoogte van de premie hangt af van het risico en hoogte van het verzekerd bedrag.

Slide 39 - Tekstslide

Eigen risico
Het deel van de schade dat je als verzekerde zelf betaalt.

Slide 40 - Tekstslide

Polis
Een bewijs van verzekering.

Slide 41 - Tekstslide