202324 Genetive (herhaling) + Voegwoorden / conjunctions

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Goals for today
You can use the different translations of the Dutch word 'van' correctly = 's / ' / ...of...

You can explain how to use conjunctions (=voegwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

Genetive (bezit)
1. Je zet een ’s achter zelfstandige naamwoorden
That person’s money is in the bank.
- The children’s toys are all outside in the garden.
- Jess's bike was stolen.

2 Je zet een apostrophe (’) achter zelfstandige naamwoorden met een regelmatige meervoudsvorm (regular plural nouns):
- The teachers’ papers are on the desk.
- My parents’ dinner is in the oven.


Slide 3 - Tekstslide

Genetive
3 Je gebruikt of als je het hebt over dingen:
- the king of Rock & Roll
- the best goals of the World Cup

4 Je kunt de genitive ook gebruiken als je het hebt over plaatsen en gebouwen. Je kunt dan woorden als shop en firm weglaten:
- They sell delicious pastries at the baker’s in town.

Slide 4 - Tekstslide

Let's check what you remember... what belongs where?
's
'
... of ...
Bij personen of dieren in het enkelvoud

Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud al op -s eindigt.

Bij woorden die te maken hebben met tijd en afstand.

Bij (geografische) locaties

Bij een plaats waar iemand woont of werkt.   
Bij dingen

Bij eigennamen (ook als die op –s eindigen!)

Bij personen/dieren waarvan het meervoud niet eindigt op een -s.

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de goede vorm van de genetive? (meervoud)
A
ladies's hats
B
lady's hats
C
ladies hats
D
ladies' hats

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de goede vorm van de genitive?
A
This is my fathers car.
B
This is my fathers' car.
C
This is my father's car.
D
This is my fathers his car

Slide 7 - Quizvraag


Timo is ________(his class - top) in science.
A
his class' top
B
top's of his class
C
top of his class
D
his class's top

Slide 8 - Quizvraag

Error correction
I'm going to the baker's shop to get some bread.
A
Right
B
Wrong

Slide 9 - Quizvraag

Correct this sentence.
I'm going to the baker's shop to get some bread.
(whole sentence, capital letter and full stop at the end.)

Slide 10 - Open vraag


Which is correct?
A
England's capital.
B
The capital of England.

Slide 11 - Quizvraag


... whiskers.
A
Tobias's
B
Tobias'

Slide 12 - Quizvraag

An ...... ear is very big.
A
elephants
B
elephant's
C
elephants'

Slide 13 - Quizvraag

Which is correct?
A
The coat's zipper
B
The zipper of the coat.

Slide 14 - Quizvraag

All clear about the genitive? 
If not, make sure you practice by COMPLETING exercises.

Magister.learn
Test jezelf
Versterk jezelf.

Don't just read about it.

Slide 15 - Tekstslide

Let's continue!
Final grammar topic of Unit 2 :)

Conjunctions = voegwoorden

Let op: de functie van een voegwoord is om 2 zinnen met elkaar te verbinden. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Although vs
Even though
although and even though can be used interchangeably in most cases, but although is considered more formal and is more commonly used at the beginning of a sentence, whereas even though can be used at the beginning or in the middle of a sentence and is less formal than although.

Slide 18 - Tekstslide

Conjunctions
Het gaat om woorden als: because, as, if, therefore, etc. 

Hoe leer je dit? 
Stap 1: Leer de vertalingen van alle conjunctions in je boek.
Stap 2: Leer de functie van deze voegwoorden. 
Stap 3: Kijk in de zin wat voor soort verband er is tussen de zinnen. 

Deze 3 stappen gaan we vandaag oefenen. 
>> Zie volgende slide

Slide 19 - Tekstslide

Stap 1: Leer de vertaling
echter
hoewel
totdat
terwijl
ondanks
aangezien
vanwege
(en) toch
want / omdat
because
because of
since
(al)though
despite
however
yet
until
while

Slide 20 - Sleepvraag

Stap 2: Leer de functie
Logisch gevolg
Keuze
Opsomming
Reden / oorzaak
Tegenstelling
Tijd
Voorwaarde
so
or
and
as
since
(al)though
however
yet
until
after
when
if

Slide 21 - Sleepvraag

Stap 3: Kijk in de zin wat voor soort verband er is tussen de zinnen

Slide 22 - Tekstslide

I will go to Montreal .... Quebec for the weekend, I'm not sure.
A
yet
B
for
C
nor
D
or

Slide 23 - Quizvraag

Bill will not pay $500 for a suit ... he can certainly afford it.
A
till
B
even though/although
C
now that
D
if only

Slide 24 - Quizvraag

John never studied for his final exam, .....he failed them all
A
so
B
whereas
C
despite
D
however

Slide 25 - Quizvraag

I'm not going out ___ I have a horrible cold.
A
whereas
B
since
C
then
D
but

Slide 26 - Quizvraag

Any questions left about conjunctions?
Homework:
  • Unit 2.5, exercise 5 + 6
  • Versterk jezelf about 'voegwoorden' 

Slide 27 - Tekstslide

Any questions?


Slide 28 - Tekstslide

Independent work
Unit 2
  • Have you completed all homework assignments?
  • Test jezelf
  • Oefentoets
  • versterk jezelf.

Slide 29 - Tekstslide