Extra uitleg voor de toets

Planning
18 november
Voorbereiden toets + zo ver mogelijk werken aan project
25 november
Toets (yeey!) en afronden project.
2 december
Presentatie elektrospel
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
W&TMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
18 november
Voorbereiden toets + zo ver mogelijk werken aan project
25 november
Toets (yeey!) en afronden project.
2 december
Presentatie elektrospel

Slide 1 - Tekstslide

Opties
Overzicht van wat lastig? 
Nakijken H4
Beeld construeren
Stroomkringen tekenen
Rekenwerk (LU)
Blad extra oefeningen
Test Jezelf
timer
20:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Geleiders/isolatoren
  • Stroomkringen
  • Formules
  • Fluorescentie
  • Camera obscura 
  • Schaduwen

Slide 3 - Tekstslide

Geleiders en Isolatoren
Waarom is een elektriciteitsleiding aan de binnenkant van koper en aan de buitenkant van pvc?

Slide 4 - Tekstslide

Geleiders
Stroom is het bewegen van 
elektronen. 
Bij metalen zijn er veel vrije 
elektronen
Daar beweegt het dus 
gemakkelijker.

Slide 5 - Tekstslide

 Geleiders en Isolatoren

Isolatoren zijn het tegenovergestelde van geleiders. 
Het zijn de stoffen waar elektrische energie NIET doorheen kan lopen.  


Slide 6 - Tekstslide

Geleiders 

laten elektrische stroom goed door 

metalen
Isolatoren 

laten elektrische stroom slecht of niet door
  • rubber
  • glas
  • hout
  • plastic
  • keramiek

Slide 7 - Tekstslide

Schakelschema

Slide 8 - Tekstslide

serieschakeling

Slide 9 - Tekstslide

parallelschakeling

Slide 10 - Tekstslide

Je ziet hier een schakeling met een batterij, een lampje en een schakelaar. Teken een schakel-schema van deze schakeling.

Slide 11 - Open vraag

Hiernaast is een schakeling te zien
met twee lampjes, een schakelaar
en een batterij.
Teken het schakelschema van
de schakeling. Maak hier een foto van. (3P)

Slide 12 - Open vraag

Leg bij alle drie de schakelingen uit, wat er gebeurt als je lampje drie losdraait.

Slide 13 - Open vraag

9.1 Serie- en parallelschakeling

Schematische weergave
Stroom (I)
Spanning (U)
Formules 
Parallel-
schakeling




splitst op 
overal gelijk

Itotaal = I1 + I2 + I3

Utotaal = U1 = U2 = U3
Serie-
schakeling




overal gelijk
splits op 

Itotaal = I1 = I2 = I3

Utotaal = U1 + U2 + U3

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Vermogen
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde gebruikt is het vermogen van een apparaat. 
De eenheid van vermogen is Watt (W)

Ken je hem nog?
P = U x I?

Slide 16 - Tekstslide

Hoe bereken je dan de spanning en/of stroomsterkte?
Er zijn altijd 2 gegevens gegeven in de opdracht. Aan jou om het juiste uit te rekenen. 
  • vermogen (P) = spanning  (U) x stroomsterkte (I).
  • spanning (U)= vermogen (P) : stroomsterkte (I).
  • stroomsterkte (I)= vermogen (P) : spanning (U).

Door je vinger te leggen op de letter die je moet uitrekenen, 
zie je de formule verschijnen.
Of  P = U x I
      6 = 3 x 2

Slide 17 - Tekstslide

Hoe bereken je het vermogen?
  1. Noteer je gegevens met de juiste eenheid. Reken eventueel om.
  2. Schrijf op wat er gevraagd wordt.
  3. Noteer de formule.
  4. Vul de formule in.
  5. Bereken en geef het antwoord met de juiste eenheid.
Voorbeeldopgave
Een accu heeft een spanning van 12,5 V en de stroomsterkte is 250 mA. Bereken het vermogen.
Reken dit eerst zelf uit op papier, kijk het dan na.

  1. Spanning (U) = 12.5 V,
    Stroomsterkte (I) = 250 / 1000 = 0,25 A
  2. Gevraagd: vermogen (P)
  3. Formule: Vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
  4. P = 12,5 x 0,25 = 3,125 (3,13) W
  5. Het vermogen van de accu is 3,13 Watt.

Slide 18 - Tekstslide

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 19 - Quizvraag


Bereken in de schakeling het vermogen van de ventilator.
A
0,00073913 W
B
39,1 W
C
1352,94 W

Slide 20 - Quizvraag

De weerstand berekenen
De formule:

Weerstand (R)        -->  Ohm
Spanning (U)          --> Volt
Stroomsterkte (I)  --> Ampère

Slide 21 - Tekstslide


Een weerstand is aangesloten op 10 Volt en neemt een
stroom op van 3 ampère.
Wat is de waarde van de weerstand?
A
R = 33,33 Ω
B
R = 3.33 Ω
C
R = 0.33 Ω
D
R = 333 Ω

Slide 22 - Quizvraag


Op een spanning van 80 V wordt een weerstand aangesloten van 40 kΩ .
Hoeveel stroom vloeit er door de weerstand?
A
I = 2 mA
B
I = 0.0002 A
C
I = 20 mA
D
I = 0.02 A

Slide 23 - Quizvraag

Wit licht is zichtbaar spectrum

naast het zichtbaar spectrum zit ook een niet zichtbaar spectrum

Infraroodstraling (IR) 

Ultravioletstraling (IR)


Fluorescentie is het terugkaatsen van blauw licht als er uv op valt  


Slide 24 - Tekstslide

UV straling
  • Drinkwater bedrijven gebruiken uv straling om bacterie in water te doden.
  • Bijen zien UV straling.
  • UV straling zorgt er voor dat je bruin wordt
  • Wordt tegen gehouden door atmosfeer
        (ozonlaag, stof en wolken)
  • UV kan stoffen laten oplichten (fluorescentie) 

Slide 25 - Tekstslide

Fluorescentie
  • Inkt wat licht afgeeft als het door een UV licht bestraalt wordt.
  • Aan wasmiddel en tandpasta worden fluorescente stoffen toegevoegd. Lijkt dan witter.

Slide 26 - Tekstslide

Camera Obscura
De camera obscura is een hele simpele camera zonder lens.
Hij werkt ook alleen in het donker.
Klik hier voor de uitleg van de camera obscura.

Slide 27 - Tekstslide

Camera Obscura - werking
1
2

Slide 28 - Tekstslide

Soorten schaduw
  • Halfschaduw: Een schaduw 
       waar niet alle lichtbronnen schijnen.
  • Kernschaduw: een schaduw waar geen enkele lichtbron schijnt.

Slide 29 - Tekstslide

Grootte schaduw
Als licht van een lamp komt kan de grootte van de schaduw veranderen als het voorwerp verplaatst.
Hoe dichter bij de lamp, hoe groter de schaduw. 

Staat het voorwerp verder bij de lamp weg, dan wordt de schaduw kleiner

Slide 30 - Tekstslide

Schaduwen
Als een voorwerp het licht tegenhoudt, ontstaat er een schaduw.
Schaduw tekenen? gemakkelijk doordat licht langs rechte lijnen beweegt.
  1. Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden. (de randstralen)
  2. Kleur het gebied dat tussen de twee randstralen                                          invalt, dit is het schaduwgebied, hier komt het                                                 licht niet direct.

Slide 31 - Tekstslide

In de foto zie je de schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht.
Wat voor schaduw is er bij 1 ?

A
Halfschaduwbeeld
B
Kernschaduwbeeld

Slide 32 - Quizvraag


Bereken in de schakeling het vermogen van de ventilator.
A
0,00073913 W
B
39,1 W
C
1352,94 W

Slide 33 - Quizvraag

De zon schijnt en geeft schaduw bij de paaltjes. Hoe teken je
de andere schaduwen?
A
Door een streep op de grond te zetten bij de paaltjes
B
Door loodrecht de lijnen langs de andere lijnen te tekenen
C
maakt niet uit, gewoon tekenen langs de paaltjes
D
lijnen tekenen langs de paaltjes die allemaal evenwijdig zijn aan elkaar.

Slide 34 - Quizvraag


Wat gebeurt er met de schaduw van een voorwerp, wanneer je het voorwerp dicht bij de lamp neerzet?

Slide 35 - Open vraag