Par. 2.5 Erosie en sedimentatie

WELKOM!

Nodig: 
  • Chromebook 
  • Boek en schrift
  • aantekenblad + pen voor aantekeningen.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!

Nodig: 
  • Chromebook 
  • Boek en schrift
  • aantekenblad + pen voor aantekeningen.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Kort herhalen 2.4
  • Nakijken opgaven 2.4
  • Start par. 2.5

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
De volgende 5 slides bevatten herhalingsvragen over 2.4

Beantwoord de vragen zonder hulp van aantekenschrift/boek.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen mechanische en chemische verwering?

Slide 4 - Open vraag

Wat hoort waar?

Sterke chemische verwering
Sterke Mechanische verwering
Weinig verwering

Slide 5 - Sleepvraag

In de woestijnen zoals op het Arabisch Schiereiland en de Sahara worden gesteenten vooral afgebroken door fysische verwering. Beschrijf in twee stappen deze vorm van fysische verwering.

Slide 6 - Open vraag

Geef aan op welke wijze:
1. mechanische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente;
2. chemische verwering bijdraagt aan de afbraak van het gesteente.

Slide 7 - Open vraag

Dikste verweringslaag
Sterke fysische verwering (2x)
De sterkste chemische verwering
Zowel chemische als fysische verwering
Sterke fysische verwering (2x)

Slide 8 - Sleepvraag

Nakijken Huiswerk
  • Nakijkboekje.
  • zelfstandig 
  • Vraag? Steek je vinger op!
timer
9:00
Klaar? Lees 2.5 in stilte

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 2.5
  • Je kent de verschillende manieren waarop verweringsmateriaal in beweging komt.
  • Je begrijpt hoe exogene processen bijdragen aan het ontstaan van aardverschuivingen, puinhellingen en puinwaaiers.
  • Je kunt puinhellingen en puinwaaiers herkennen in het landschap.
  • Je kunt uitleggen welk exogeen proces (erosie of sedimentatie) overheerst in de bovenloop, middenloop en benedenloop, waarbij je ingaat op de stroomsnelheid.
  • Je kunt uitleggen hoe V en U-dalen kunnen ontstaan in de bovenloop.
  • Je kunt V en U-dalen herkennen in het landschap.
  • Je weet wat een morene is en hoe deze gevormd wordt.
  • Je weet wat een delta is en hoe deze gevormd wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het verweringsmateriaal?
Wanneer verwering in bergen plaatsvindt, kan het verweringsmateriaal naar beneden vallen (zwaartekracht, massabeweging)
Wanneer het verweringsmateriaal naar beneden valt, en er een opstapeling van materiaal tegen de helling is, noemen we dat een puinhelling. Kenmerkend: steile helling.

Slide 11 - Tekstslide

Puinwaaier
Exogene processen in gebergten - trasport door (voornamelijk) water - sedimentatie in vlak gebied


De stroomsnelheid neemt af waardoor de rivier zich splitst.
Er treedt sedimentatie op en er vormt zich een puinwaaier.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de oostkant van Badwater Basin ligt een grote puinwaaier. Beschrijf aan de hand van drie exogene processen het ontstaan van deze
puinwaaier.

Slide 13 - Open vraag

Modderstromen 
Modderstroom
Modderstromen ontstaan door het oververzadigd raken van de (kleihoudende) bodem door regen of smeltwater. Onder bepaalde omstandigheden gaan deze vloeien. Lang niet alle modderstromen worden veroorzaakt door zware regen. Zie het als een modderrivier: vloeibaar, hoge snelheid, stroomt over de bodem.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

--> Modderstromen
Aardverschuiving
Een aardverschuiving ontstaat door het onder invloed van de zwaartekracht afglijden van de verweringslaag. Regen is dé trigger van veel aardverschuivingen: de verweringslaag raakt verzadigd met water en glijdt letterlijk naar beneden. De snelheid is niet hoog, de massa heeft een grote dichtheid.

Slide 16 - Tekstslide

Hieronder worden vier uitspraken gedaan over de foto hiernaast:

1. Hier vindt vooral erosie plaats.
2. Deze foto is gemaakt in de middenloop van de rivier.
3. Op de foto zie je een puinhelling.
4. Hier vindt vooral verwering plaats.

A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist, 4. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. juist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een modderstroom en een aardverschuiving?

Slide 18 - Open vraag

In welk seizoen is de kans op modderstromen/ aardverschuivingen in Lhasa (China) het grootst?
A
Winter
B
Zomer
C
Herfst
D
Lente

Slide 19 - Quizvraag

Invloed mens?

Slide 20 - Tekstslide

Vier soorten van erosie
Schurende werking van met puin (verweringsmateriaal) beladen wind, water en ijs:
1) Zee: Mariene erosie, golfslag
2) Rivierwater: Fluviale erosie (V-dal), meanderen
3) Wind: Eolische erosie
4) IJs: Glaciale erosie (U-dal)
Erosie/verwering
Verwering gebeurt op de plek zelf, erosie is een beweging!

Slide 21 - Tekstslide

Dal uitgesleten (erosie door gletsjer (U-dal))
Dal uitgesleten (erosie door rivier (V-dal))
In bergen is de stroomsnelheid van een rivier groot (door groot verhang). Hoge stroomsnelheid zorgt voor het transport van zware sedimenten (stenen, keien). Rivier beladen met puin heeft een schurende werking langs de oevers en de bodem. Rivier snijdt zich in wanneer het gebied omhoog komt.

Slide 22 - Tekstslide

Morene
Verweringsmateriaal kan op een gletsjer vallen een meegevoerd worden. 
Een gletsjer schuurt langs de dalwanden en bodem en neemt zo gesteente mee (erosie). 
Dit erosie- en verweringsmateriaal komt bij het samengaan van 2 gletsers samen (middenmorene), bevindt zich aan de zijden van van een gletsjer (zijmorene) of sedimenteert aan het eind van de gletsjer door smelt (eindmorene)

Slide 23 - Tekstslide

CVB-vragen
  1. Op welke manieren zorgt de mens voor  een vergrote kans op modderstromen?
  2. Wat is een puinwaaier?
  3. Wat is het verschil tussen een puinwaaier en een puinhelling?
  4. Hoe ontstaat een U-dal?
  5. Hoe ontstaat een V-dal?
  6. Wat zijn morenen?

Slide 24 - Tekstslide

Bovenloop
Bovenloop: hoge stroomsnelheid, groot verschil in reliëf (groot verhang), veel erosie (door hoge stroomsnelheid), vervoer van grove sedimenten zoals stenen en keien. Voorkomen van V-dalen (verticale erosie).
Middenloop
Middenloop: minder reliëf, afnemende stroomsnelheid, evenwicht tussen erosie en sedimentatie, grove sedimenten sedimenteren eerst. Nog wel vervoer grof zand, zand en klei. Steeds meer erosie in breedte ipv diepte - ontstaan meanders
Benedenloop
Benedenloop: weinig reliëf, vooral sedimentatie (van fijn materiaal), erosie in de breedte (oevers van de rivier), fijn zand en klei, lage stroomsnelheid. Voorkomen van verlaten meanders (hoefijzermeer). Grootste debiet.
Delta
Doordat rivierwater 'botst' met zeewater daalt de stroomheid tot zo goed als 0. Hierdoor sedimenteert al het materiaal. Wanneer het sediment boven water komt, noemen we dat een delta.

Slide 25 - Tekstslide

1.Reliëf

2. Stroomsnelheid

3. Processen

4. Sediment

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Veel

Weinig
Overgang hoog naar laag


Laag
Sedimentatie
Fijn zand, klei
Hoog
verticale 
erosie
stenen
hoog/laag
Erosie/sedimentatie in evenwicht
Grof zand, grind

Slide 26 - Sleepvraag

In welk deel van een rivier kan een delta ontstaan?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Niet

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verband tussen de stroomsnelheid en de korrelgrootte van het sediment?

Slide 28 - Open vraag

De rivier gaat meanderen in de
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop
D
monding

Slide 29 - Quizvraag



Hoe ontstaan deze meanders?

Hoefijzermeren

Slide 30 - Tekstslide

Hoefijzermeer
Sedimentatie
Lage stroomsnelheid
Erosie
Buitenbocht
Binnenbocht
Hoge stroomsnelheid

Slide 31 - Sleepvraag

Noteer de letters van deze vier hoefijzervormige meren van jong naar oud.

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag!

Maak van 2.5:
Opdracht 1 t/m 6.

Noteer je antwoorden in hele zinnen. 




Slide 33 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 34 - Poll

Welk cijfer geef je jouw werkhouding tijdens deze les?
010

Slide 35 - Poll

Welk cijfer geef je de uitleg van de docent (tot nu toe)?
010

Slide 36 - Poll

Heb je nog tips voor de docent? Zo ja, welke?

Slide 37 - Open vraag