1.3 + 1.4 bouw cellen

biologie 1.3 + 1.4
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

biologie 1.3 + 1.4

Slide 1 - Tekstslide

TO DO 
les       1          * 1.3 plantaardige en dierlijke cellen: mk opdr 22 - 29

             2         * bespreken opdracht 24, 28
les       3         * 1.4 organellen: mk opdr 33 - 37 

             4         * microscopie voorbereiden + test jezelf 
les        5        * oefenen met microscopievaardigheden
               



Slide 2 - Tekstslide

TO DO - deze week
les 1       * 1.3 (en 1.4) bespreken: organellen in de cel
les 2       * practicum microscopie oefenen                        
les 3       * bespreken 1.4 en werken aan 1.5
                 * huiswerkcontrole: zorg dat je t/m 1.4 af hebt


Slide 3 - Tekstslide

Heb je nog vragen over 1.2?
Opgaven? Begrippen?

Slide 4 - Woordweb

5. Welk organisatieniveau is dit: een stad
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 5 - Quizvraag

Dieren zonder metamorfose hebben geen levenscyclus.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waar in de BiNaS vind je informatie over spierweefsel?

Slide 7 - Open vraag

De tussencelstof collageen zorgt voor ...

Slide 8 - Open vraag

leerdoelen 1.3

* je kunt delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen benoemen en de functies ervan beschrijven

* je kent de onderdelen van de microscoop en weet hoe je een microscoop moet gebruiken

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heten de organellen waar fotosynthese plaats vindt?

Slide 10 - Open vraag

Heeft een dierlijke cel een celwand?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

chloroplast wordt chromoplast!

Slide 13 - Tekstslide

leerdoelen 1.4

* je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid

* je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via (cel)membranen plaatsvindt

Slide 14 - Tekstslide

aan de slag - in stilte!
1) Lees paragraaf 1.4.

2) Maak opdracht 33 t/m 37.

KLAAR? Begin een begrippenlijst van 1.4.

DAARMEE KLAAR? Lees verder en maak de opgaven van 1.5.
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

welke organellen
(onderdelen van de cel) ken je?

Slide 17 - Woordweb

 celorganellen
BINAS?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

membranen
* bestaan uit dubbele laag fosfolipiden met er tussen 
membraaneiwitten. 

Deze zijn voor transport in en uit de cel.

Slide 20 - Tekstslide

celkern

Slide 21 - Tekstslide

celkern
*bevat de erfelijk informatie (DNA; desoxyribonucleïnezuur).

* bestuurt de celprocessen die moeten plaatsvinden 

* er zit ook DNA in het mitochondrium en de bladgroenkorrel!

Slide 22 - Tekstslide

van eiwitsynthese naar secretie

Slide 23 - Tekstslide

eiwitsynthese
ribosomen    *organellen die eiwitten produceren
                           * zitten op het RER en in het cytoplasma. 
                           * ze lezen het RNA af. Dit komt uit de celkern.

golgisysteem      * bewerkt de eiwitten tot hun definitieve vorm  

lysosomen    *blaasjes met enzymen voor het afbreken van 
                              afval of voedingsstoffen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

exocytose (de cel uit)

Slide 26 - Tekstslide

endocytose
 stoffen in blaasje opnemen in de cel

Slide 27 - Tekstslide

mitochondrion
chloroplast
*hier vindt verbranding plaats
*maakt ATP van glucose en zuurstof 
*hier vindt fotosynthese plaats
*hiervoor is ATP (energie) nodig

Slide 28 - Tekstslide

Wat gebeurt er in het Golgi apparaat?

Slide 29 - Open vraag


Wat is onderdeel B?
A
Bladgroenkorrel
B
Ribosoom
C
Celkern
D
Mitochondrium

Slide 30 - Quizvraag

Welk proces vindt plaats in een mitochondrium?

Slide 31 - Open vraag

chloroplast
* in de thylakoïden vindt  fotosynthese plaats


Slide 32 - Tekstslide

Mitochondriën
Levert energie aan de cel; 
molecuul ATP

Adenosinetrifosfaat; universele drager van chemische energie

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

1.3 + 1.4 BOUW CELLEN
1)   Zoek in je BINAS op waar informatie staat over de organellen van cellen. Waar in je boek vind je informatie?

2)  Vul in duo's het schema (opdracht volgt) in. 
* teken alle onderdelen en label met nummers (lijntjes)
* in het onderschrift geef je per onderdeel de taak aan
* je tekent om en om 45 seconden IN STILTE!
* 1e duo compleet & correct = bonuspunt op je eerste SO :)

                           
timer
0:45

Slide 35 - Tekstslide

Noteer hier de namen van onderdelen.

Highlight de onderdelen die alleen in de plant voorkomen.

Schrijf er onder wat de taak is. 

Nummer het onderdeel en nummer het in beide tekeningen

bijvoorbeeld:

CELMEMBRAAN
* vliesje om de celinhoud
* bepaalt welke stoffen de cel in en uit gaan

plantaardige cel
dierlijke cel

Slide 36 - Tekstslide

1.3 BOUW CELLEN
OPDRACHT   Zoek in je BINAS op waar informatie staat over de bouw van cellen. 

OPDRACHT   Teken aan twee kanten van je schrift schematisch (groot) een vak. Daartussen laat                                je ruimte voor namen van onderdelen.  Zorg dat er onder elk onderdeel ruimte is                                  om kenmerken/taak er bij te zetten. 
                            Schrijf tussen de vakken de namen van de onderdelen die beide cellen hebben. 
                                                      
OPDRACHT  Links teken je een dierlijke, rechts een plantaardige cel.
                           Geef met lijntjes bij beide cellen de onderdelen aan. 
                          Noteer onder de plantaardige cel de onderdelen die alleen deze cel heeft.
                           
                           
                           

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

en dan nu...
* begrippenlijst 1.4 en 1.5

* opdrachten maken
1.4: 27, 28, 29, 30, 32, 33
1.5: 35, 36, 38, 39, 42, 44, 45, 47, 48, 51 
1.6: 53, 55, 56, 59

Slide 40 - Tekstslide

en dan nu...
* begrippenlijst 1.4 en 1.5

* opdrachten maken
1.4: 28 t/m 39
1.5: 40 t/m 60

Slide 41 - Tekstslide

Geef deze les beoordeling.
A
Onvoldoende!
B
Voldoende.
C
Goed.
D
Zeer goed!

Slide 42 - Quizvraag

Leg je beoordeling uit:
Wat vond je goed? Wat kan er beter?

Slide 43 - Open vraag