2AHA: Cursus Spelling - Engelse werkwoorden

Nederlands
Welkom 2AHA!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom 2AHA!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




  1. Herhalingsopdracht
  2. Nieuwe paragraaf
  3. Oefenen
  4. Zelfstandig werken
  5. Afsluiting
PLANNING

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf onderstaande woorden zo mogelijk aan elkaar in je schrift. Denk aan de spellingsregels.
1. @ teken                                          6. niet Nederlander
2. anti roker                                      7. sint bernardshond
3. ex aanvoerder                             8. vwo diploma
4. Frans Duits
5. intake gesprek
Oefenen
Klaar?
Lees de theorie goed door op blz. 254
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden

Leenwoorden uit het Engels kunnen  werkwoorden zijn.

Bijvoorbeeld:
streamen, showen, timen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoorden
uit het Engels ken jij?

Slide 6 - Woordweb

Controleer aan het eind van de les of je al deze werkwoorden kunt vervoegen.

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeging
Engelse werkwoorden volgen gewoon de Nederlandse regels:

  1. Ze krijgen een -t in tegenwoordige tijd.
    Bijvoorbeeld: hij faxt, hij spamt.
  2. In verleden of voltooide tijd krijgen ze
    een -d of -t volgens 'T Ex-kofschip'. 
    Bijvoorbeeld: hij faxte, hij heeft gespamd.


Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent faxen?
Je hoort dit woord niet vaak meer, maar tot twintig jaar geleden was de fax een veelgebruikt communicatiemiddel.
Een fax is een kopie van een papieren document die je via de telefoonlijn verstuurt.
'Faxen' betekent 'een fax versturen'.
(Het woord fax of telefax komt van telefacsimile, wat 'replica op afstand' betekent.)
Vervoeg het werkwoord:


'De voetballer [tackelen] nu iemand.'

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord:


'Ik heb nog nooit een film [streamen].'

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord:


'Gister [scrabbelen] we met mijn oma.'

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord:


'Eerder [downloaden] ik wel eens wat.'

Slide 12 - Open vraag

Let op! De stam eindigt op een -d dus deze verdubbelt in de verleden tijd. 
Vervoeg het werkwoord:


'Hij [showen] graag zijn creaties.'

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra -e-
Sommige Engelse werkwoorden hebben een extra -e- nodig voor de uitspraak, bijvoorbeeld 'racen' en 'timen'. Als je de 
-e- zou weglaten, zou het woord opeens anders klinken!

Dus:
Racet, niet *ract
Getimed, niet *getimd

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord:


'Hij [faken] soms zijn enthousiasme.'

Slide 15 - Open vraag

Niet *fakt, dat klinkt anders. 
Vervoeg het werkwoord:


'Mijn Facebook was laatst [hacken].'

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord:


'Hij [liken] alles op mijn Instagram!'

Slide 17 - Open vraag

Let op! Niet *likt, dat betekent wat anders. 
Vervoeg het werkwoord:


'Op school hebben we [breakdancen].'

Slide 18 - Open vraag

Let op! Niet *gebreakdanct, dat kan je niet uitspreken. 
Vervoeg het werkwoord:


'Mijn vader [carpoolen] elke ochtend.'

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat: Maak de opdrachten 
havo: van §10 op blz. 260-261
vwo: van §11 op blz. 262-263
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen.
Tijd: Tot de laatste 5 minuten van deze les
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Aan de slag
Klaar?
Maak een samenvatting of oefen in de online trainer.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies