oefenen werkwoordspelling

Werkwoordspelling oefenen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Hij (verkopen) mij een nieuwe scooter.
A
verkoopt
B
verkocht
C
verkoopd
D
verkopen

Slide 2 - Quizvraag

Wij zijn met een hele oude eend naar Frankrijk getuf....
A
getuft
B
getufd

Slide 3 - Quizvraag

De jonge merels (verlaten) vorige week het nest.
A
verlaten
B
verlaatten
C
verlatten
D
verlieten

Slide 4 - Quizvraag

Ik heb gisteren mijn trein gemis.....
A
gemist
B
gemisd

Slide 5 - Quizvraag

Hij (lachen) mij gisteren uit.
A
lachte
B
lachtte

Slide 6 - Quizvraag

(Worden) jij ook zo gek van dat gezeur?
A
Word
B
Wordt

Slide 7 - Quizvraag

Mijn vader heeft gisteren met mijn mentor getelefoneer....
A
getelefoneert
B
getelefoneerd

Slide 8 - Quizvraag

Tante Cor (braden) gisteren een rollade.
A
braad
B
braadt
C
braade
D
braadde

Slide 9 - Quizvraag

Hij (vertrouwen) mij niet.
A
vertrouwt
B
vertrouwd
C
vertrouwdt
D
vertrouwde

Slide 10 - Quizvraag

Hij heeft mij nooit (geloven).
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 11 - Quizvraag

Vroeger (hechten) ik daar geen waarde aan.
A
hechte
B
hechtde
C
hechtte
D
hechten

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: Ik eet graag (............) noten.
A
gebrande
B
gebrandde

Slide 13 - Quizvraag

Vul in: De (.............) wond ging steeds open.
A
gehechte
B
gehechtte

Slide 14 - Quizvraag

De infinitief 
 Als we een werkwoord moeten vervoegen gaan we uit van de infinitief. In een woordenboek wordt van werkwoorden altijd de infinitief gegeven.
De infinitief eindigt bijna altijd op -en: lopen, werken, leren, lachen etc.
Uitzonderingen: slaan, staan, gaan etc.





Slide 15 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden worden vervoegd als zwakke werkwoorden in het Nederlands. Ze krijgen in de verleden tijd stam plus -de(n).
Voorbeelden:
rugbyde, jogde, tackelde

Slide 16 - Tekstslide

Vandaar die 'x' in 't taxikofschip!
Als de stam eindigt op een van de medeklinkers uit ‘t kofschip of ‘t fokschaap schrijf je stam +te(n).

Voorbeelden:
faxte, racete

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Antwoorden:
1. Hij faxen (v.t..) faxte dat jullie gisteren heel goed bridgen (v.t.) bridgeten.
2. Mijn vader deleten (v.t.) deletete het downloaden (v.d.) gedownloade programma.
3. Halverwege werd nog de snelste tijd timen (v.d.) getimed, maar hij finishen (v.t.) finishte als laatste.
4. Hij showen (t.t.) showt graag dat hij heel goed breakdancen (t.t.) breakdancet.
5. Ik promoten (t.t.) promoot paintballen al jaren.
6. Op de laatste lesdag barbecueën (v.t.) barbecueden wij altijd samen met de leerlingen.
7. Voordat hij rugbyen (v.t.) rugbyde, heeft hij jaren volleyballen (v.d.) gevolleybald.
8. Omdat hij zo goed passen (v.t.) passte, werd hij vaak tackelen (v.d.) getackeld .

Slide 20 - Tekstslide

9. Hij joggen (v.t) jogde elke dag toen hij nog niet zo goed baseballen (v.t.) baseballde .
10.Als hij chatten (t.t.) chat, komt het nog al eens voor dat er wordt flirten (v.d.) geflirt.
11.De garage mailen (t.t.) mailt me dat dat type auto niet leasen (v.d.) geleased kan worden.
12.Hij showen (t.t.) showt graag de creaties die hij maakt als hij freelancen (t.t.) freelancet.
13.Hij faken (v.t.) fakete dat hij carpoolen (v.t.) carpoolde want hij ging gewoon met zijn eigen auto.
14.Ben jij faceliften (v.d.) gefacelift ?
15.Tegenwoordig wordt er heel vaak googelen (v.d.) gegoogeld als men iets wil opzoeken.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video