T2 formatieve toets werkwoordspelling

Werkwoordspelling
   Werkwoordspelling
   formatieve toets T2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
   Werkwoordspelling
   formatieve toets T2

Slide 1 - Tekstslide

Je gaat nu starten met de formatieve toets werkwoordspelling.
Succes en denk goed na!

Slide 2 - Tekstslide

De docent heeft (berekenen) of er een verschil is tussen haar klassen.
A
berekenen
B
berekendt
C
berekende
D
berekend

Slide 3 - Quizvraag

De directeur (begroten vt) zijn besluit.

Slide 4 - Open vraag

Zij dacht dat de leerlingen van 3HV1 hoger (scoren vt) op de toets dan de leerlingen van 3HV2.
A
scoorde
B
scoorden
C
scoren
D
scoreden

Slide 5 - Quizvraag

We fietsen met de familiedag langs de Maas. (verbeelden) je oom zich niet teveel als hij de Maas Moeder Maas'' noemt?
A
Verbeeldde
B
Verbeeld
C
Verbeeldt
D
Verbeelt

Slide 6 - Quizvraag

Alle dierentuinen moeten dicht en van de Nederlandse leeuwen (houden) Nederland slechts twintig procent over.
A
houd
B
houden
C
houdt
D
houdden

Slide 7 - Quizvraag

Hij (livestreamen vt) zijn presentatie via Facebook.
A
livestreamen
B
livestreamde
C
livestreamt
D
livestreamden

Slide 8 - Quizvraag

De aanwijzing in de escaperoom (betreffen vt) een nummer aan de onderkant van de tafel.
A
betrof
B
betreft
C
betrefte
D
betroft

Slide 9 - Quizvraag

Meestal (aanraden) je tekendocent je ... naar een museum te gaan.
A
raad aan
B
raadt aan
C
aanraad
D
aanraadt

Slide 10 - Quizvraag

Dat (melden vt) de Belgische media gisteren al.
A
melden
B
melde
C
meldden
D
meldde

Slide 11 - Quizvraag

Ik maakte mijn schoolwerk maar toen (crashen vt) m'n laptop en was ik alles kwijt.
A
crashde
B
crashden
C
crashtte
D
crashte

Slide 12 - Quizvraag

(Hoeden) je voor zulke fouten en zorg dat je een reservekopie hebt.
A
hoedt
B
hoedde
C
hoed
D
hoeden

Slide 13 - Quizvraag

Achmed (skypen vt) met zijn oma in Egypte.
A
skypde
B
skypete
C
skypeten
D
skypet

Slide 14 - Quizvraag

Borg (ploeteren) bij het leren van de wiskundetoets.
A
ploeterd
B
ploeterte
C
ploeterde
D
ploetert

Slide 15 - Quizvraag

In het zojuist (landen) vliegtuig, applaudisseerde iedereen na de moeilijke vlucht.
A
landde
B
gelandde
C
gelande
D
gelanden

Slide 16 - Quizvraag

Zij werd vooral bekend door de Netflixserie 'Emily in Paris' die in 2020 werd (publiceren).
A
publiceerde
B
gepubliceert
C
gepubliceerdt
D
gepubliceerd

Slide 17 - Quizvraag

Ik ben nog niet zo lang op deze school. Toch is het zo dat ik voor allerlei taken gevraagd (worden).
A
wordt
B
werd
C
word
D
werdt

Slide 18 - Quizvraag

550 jaar geleden werd Erasmus geboren. Wat (vertellen) de Rotterdamse wijsgeer ons in dit digitale tijdperk nog?
A
vertelt
B
verteld
C
vertelde
D
vertelden

Slide 19 - Quizvraag

'(Besteden) je daar dan niet teveel aandacht aan?', vroeg de interviewer.
A
Besteedt
B
besteedde
C
besteede
D
besteed

Slide 20 - Quizvraag

In de zomer (exposeren) een groep kunstenaars een maand lang kunstwerken op bijzondere locaties op Ameland
A
exposeren
B
exposeert
C
exposeerde
D
exposeerden

Slide 21 - Quizvraag

Vorige week toen een vliegtuig uit Duitsland op de verkeerde landingsbaan landde, konden de reizigers gemakkelijk in het donker naar de aankomsthal lopen, omdat de schijnwerpers die toen (verlichten)
A
verlichtten
B
verlichten
C
verlichte
D
verlichtte

Slide 22 - Quizvraag

Het (gebeuren tt) nooit, maar toch is het vandaag wel (gebeuren)
A
gebeurd, gebeurd
B
gebeurt, gebeurt
C
gebeurd, gebeurt
D
gebeurt, gebeurd

Slide 23 - Quizvraag

Het is leuk zoals dat hondje na de puppycursus (gehoorzamen)

Slide 24 - Open vraag

Vorige week wachten we op de bus.
Is het werkwoord wachten goed gespeld?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Het komt voor dat een dier zomaar (aanvallen)
A
aanvald
B
aanvalt
C
aanvallen
D
aanvalde

Slide 26 - Quizvraag

de (oogsten) aardbeien waren erg zoet.
A
geoogsten
B
geoogste
C
geoogstte
D
geoogstten

Slide 27 - Quizvraag

Jan (beloven tt) beterschap na zijn overtreding
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt
D
beloven

Slide 28 - Quizvraag

Een vrouw uit Made paktte gisteren naast de prijs.
Is het werkwoord goed geschreven?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

ze was door de prijsuitreiking heen geslaapen.
Is het ww juist gespeld?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Oma verhuist zaterdag naar een verzorgingshuis.
Is het ww juist gespeld?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

De klas (luisteren tt) aandachtig naar hun juf.

Slide 32 - Open vraag

Het (stelen) schilderij is teruggevonden

Slide 33 - Open vraag

Komend weekend (worden) het eindelijk mooi weer.

Slide 34 - Open vraag

Ik lust graag (grillen) vlees

Slide 35 - Open vraag