Verbes être, faire, mettre

  • Voca
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • De werkwoorden être, faire en mettre
  • In de présent, passé composé en imparfait

Slide 2 - Tekstslide

Les roues
Vervoeg être, faire of mettre in de gevraagde tijd en persoon.

Slide 3 - Tekstslide

Être = zijn

Présent
je suis
tu es
il/elle/on est
nous sommes
vous êtes 
ils/elles sont
Passé composé
hulpwerkwoord = avoir
voltooid deelwoord = été

Imparfait
Uitzondering!
ét + ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 4 - Tekstslide

Vervoeg:
être - présent - tu

Slide 5 - Open vraag

Vervoeg:
être - passé composé - elle

Slide 6 - Open vraag

Vervoeg:
être - imparfait - nous

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg:
être - passé composé - les femmes

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg:
être - imparfait - j'

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg:
être - présent - vous

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
jij bent geweest

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
wij zijn

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
De jurk was nieuw.

Slide 13 - Open vraag

Faire = maken/doen

Présent
je fais
tu fais
il/elle/on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font
Passé composé
hulpwerkwoord = avoir
voltooid deelwoord = fait

Imparfait
nous-vorm présent - ons
fais + ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 14 - Tekstslide

Vervoeg:
faire - passé composé - tu

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg:
faire - présent - nous

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg:
faire - imparfait - ils

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg:
faire - présent - je

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg:
faire - imparfait - Paul

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg:
faire - passé composé - vous

Slide 20 - Open vraag

Vertaal:
de man deed

Slide 21 - Open vraag

Vertaal:
u maakt

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
Zij hebben een aankoop gedaan.

Slide 23 - Open vraag

Mettre = aantrekken

Présent
je mets
tu mets
il/elle/on met
nous mettons
vous mettez
ils/elles mettent
Passé composé
hulpwerkwoord = avoir
voltooid deelwoord = mis

Imparfait
nous-vorm présent - ons
mett + ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 24 - Tekstslide

Vervoeg:
mettre - imparfait - vous

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg:
mettre - présent - elles

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
mettre - passé composé - nous

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
mettre - présent - Manon

Slide 28 - Open vraag

mettre - imparfait - tu

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
mettre - passé composé - j'

Slide 30 - Open vraag

Vertaal:
de verkoper heeft gedragen

Slide 31 - Open vraag

Vertaal:
wij droegen

Slide 32 - Open vraag

Vertaal:
Ik draag vaak een trui.

Slide 33 - Open vraag

Kies een persoon van het plaatje uit en beschrijf in Franse zinnen wat hij/zij aan heeft.

Slide 34 - Open vraag

Qu’est-ce que tu aimes porter?
Geef in het Frans antwoord op de vraag.

Slide 35 - Open vraag

C’est quoi, ton style de vêtements?
Geef in het Frans antwoord op de vraag.

Slide 36 - Open vraag

Quel est ton magasin préféré?
Geef in het Frans antwoord op de vraag.

Slide 37 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden être, faire en mettre in de présent, passé composé en imparfait.

  1. In de kolom links vink je présent, passé composé en imparfait aan.
  2. In de kolom in het midden vink je de werkwoorden être, faire en mettre aan.
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het juiste werkwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link