In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ontleden:
Der Junge hat der Freundin die Schokolade gegeben.
Onderwerp --> 1e nv: Wie/wat + gezegde: wie heeft gegeven?
--> der Junge (hij /hem regel)
Slide 2 - Tekstslide
Der Junge hat der Freundin die Schokolade gegeben.
Meewerkend voorwerp --> 3e nv: Aan wie / voor wie?
Aan wie heeft de jongen de chocolade gegeven?
-->der Freundin
Slide 3 - Tekstslide
Der Junge hat der Freundin die Schokolade gegeben.
Lijdend voorwerp --> 4e nv: Wat/wie + gez. + ond.w.: Wat heeft de jongen gegeven? --> die Schokolade (hij/hem regel)
Slide 4 - Tekstslide
Tijdsbepaling zonder voorzetsel:
Es hat den ganzen Tag (m) geregnet.
Tijdsbepaling zonder voorzetsel krijgt een vierde naamval.
Tijdsbepaling met voorzetsel (an, in, vor: zie keuzevoorzetsels) krijgt een derde naamval:
Mein Geburtstag ist an einem Montag (m).
Slide 5 - Tekstslide
Naamwoordelijk deel van het gezegde:
Mein Bruder ist mein bester Freund
Als er een koppelwerkwoord in de zin staat (zijn, worden, blijven, heten…), dan kan het zijn dat je met een ‘naamwoordelijk deel van het gezegde’ te maken hebt. Dit houdt in, dat het onderwerp gelijk is aan hetgeen dat na het gezegde komt. Beide (onderwerp en naamwoordelijk deel) krijgen dan een 1e naamval.
Slide 6 - Tekstslide
Ist euer Vater schon lange krank? Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 7 - Quizvraag
Solche schmutzige Kinder habe ich noch nie gesehen. Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 8 - Quizvraag
Dieser lange Film war spannend. Welke groep?
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 9 - Quizvraag
Susanne hat ein... rotes Auto (o).
A
eines
B
ein
C
einem
Slide 10 - Quizvraag
Wir haben mein... Schwester nicht gesehen.
A
meine
B
meiner
C
meinem
Slide 11 - Quizvraag
Dies... Freundinnen mögen Schokolade sehr.
A
Diesen
B
dieser
C
diese
Slide 12 - Quizvraag
Wir haben d...... Jungen einen Ball gegeben
A
der
B
dem
C
den
Slide 13 - Quizvraag
In der Deutschstunde haben wir ein... Gedicht (o) auswendig gelernt.
A
eines
B
einem
C
ein
Slide 14 - Quizvraag
D... Anfang (m) dieses Satzes ist mir nicht deutlich.
A
der
B
dem
C
den
Slide 15 - Quizvraag
D..... Mann hat sein...... Oma kein...... Geschenk gegeben
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.