Herhaling grammatica 3-vwo

Herhaling grammatica 3-vwo
Grammaire H6 + 7 GL 6e editie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Herhaling grammatica 3-vwo
Grammaire H6 + 7 GL 6e editie

Slide 1 - Tekstslide

Les comparaisons

Slide 2 - Tekstslide

Vul in:
ma mère est.....................ma grand-mère. (groot-)
A
aussi grande que
B
plus grande que
C
moins grande que

Slide 3 - Quizvraag

Paul est..........mon frère. (sportif +)
A
aussi sportif que
B
moins sportif que
C
plus sportif que

Slide 4 - Quizvraag

Ma tante est.........................(minder aardig dan) mon oncle.
A
moins gentil que
B
moins gentille que
C
plus gentil que
D
plus gentille que

Slide 5 - Quizvraag

Notre maison en France est ........(kleiner dan) notre maison aux Pays Bas.
A
moins petit que
B
moins petite que
C
plus petit que
D
plus petite que

Slide 6 - Quizvraag

Isa est...............(even mooi als) Emma.
A
aussi belle qu'
B
aussi belles que
C
aussi beau qu'
D
aussi beaux que

Slide 7 - Quizvraag

woordvolgorde

Slide 8 - Tekstslide

Quelle phrase est correcte?
A
Le bus va à dix heures venir.
B
Le bus va venir à dix heures.
C
Le bus ne va venir pas à dix heures.
D
Le bus ne va venir à dix heures.

Slide 9 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte?
A
Demain je ne vais pas partir en France.
B
Demain je vais ne pas partir en France.
C
Je ne vais pas partir demain en France.
D
Je ne vais partir pas en France demain.

Slide 10 - Quizvraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
La semaine prochaine - à Paris - faire - tu - vas - basket - du

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 11 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde:
Ma - fruits - ne - de - tante - pas - mange.
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 12 - Open vraag

De ontkenning

Slide 13 - Tekstslide

ne ... plus
ne .... pas encore
ne .... pas
ne ... jamais
ne ... rien
nooit
geen
niets
niet meer
niet
nog niet
niks

Slide 14 - Sleepvraag

Quelle phrase est correcte?
Ik heb geen geld.
A
Je ne ai pas d'argent.
B
Je n'ai pas d'argent.
C
Je n'ai jamais d'argent.
D
Je n'ai plus d'argent.

Slide 15 - Quizvraag

Zet de ontkenning in de zin:
Tu achètes du poulet. (niet meer)

Slide 16 - Open vraag

Zet de ontkenning in de zin:
Je voudrais une pizza. (nooit)

Slide 17 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Tekstslide

Jouw broer is aardig
...... frère (m) est sympa
A
Mon
B
Sa
C
Leur
D
Ton

Slide 19 - Quizvraag

Hun boeken zijn blauw
...... livres sont bleus
A
Leurs
B
Notre
C
Leur
D
Vos

Slide 20 - Quizvraag

Zijn koffer is op het vliegveld
..... valise (v) est à l'aéroport
A
Son
B
Sa
C
Ton
D
Notre

Slide 21 - Quizvraag

Zijn jullie ouders op vakantie?
..... parents sont en vacances?
A
Notre
B
Nos
C
Vos
D
Votre

Slide 22 - Quizvraag

Zijn telefoon is van Apple
.... portable (m) est d'Apple
A
Mon
B
Ta
C
Sa
D
Son

Slide 23 - Quizvraag

Jouw vriendinnen hebben blond haar
.... amies ont les cheveux blonds
A
Ton
B
Vos
C
Tes
D
Notre

Slide 24 - Quizvraag

Hun kinderen eten vlees
.... enfants mangent de la viande
A
Ses
B
Leur
C
Vos
D
Leurs

Slide 25 - Quizvraag