verhaalanalyse

Lezen in je boek
timer
10:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen in je boek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Bespreken oefentoets en huiswerkopdracht

  • Literatuurtheorie: herhaling enkele begrippen

  • Oefenen met fabel/sujet
Huiswerk vandaag:

Opdracht ruimte of intertekstualiteit



Let op: morgen boekpitch inleveren.

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkopdracht Intertekstualiteit of ruimte

Intertekstualiteit
Sommige boeken staan er bol van.

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken oefentoets

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een fabel?
A
Het verhaal zoals het weergegeven is
B
Het verhaal in logische, chronologische volgorde

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Soms vallen fabel en sujet samen. Wanneer bijvoorbeeld?
timer
2:00

Slide 8 - Open vraag

Sujet
Daar stond ik dan op de rand van het gebouw. Lege handen, geen geld en geen kunst. Afschuwelijk, zo hadden ze het genoemd, maar ik had het niet gemaakt om dat te horen. Verspilde tijd zal ik het niet noemen, maar jammer is het wel. Mijn ouders hadden toch gelijk, ik kan geen kunst maken. Maar toch sta ik nu hier en ben ik tevreden. Het schilderij zelf is misschien niet mooi, maar het verhaal dat je erbij krijgt wel. Mijn hele leven heb ik erin gestoken, van mijn kindertijd tot een paar maanden geleden. Dagen alleen thuis terwijl ik zoveel andere dingen kon doen. Mijn dochters bruiloft, de crematie van mijn ouders, de geboorte van mijn kleinkind. Ik weet niet eens of het een jongen of een meisje is. Ik leun naar voren, ik voel de wind in mijn gezicht. Is deze rode vlek die ze op de grond zullen zien wèl kunst? Zal mijn lichaam wèl in het museum hangen? Ik schrik wakker in een zwembad van mijn eigen zweet. Gelukkig ben ik geen kunstenaar.

Geschreven door: Dion Koster, Twan van der Brink en Martijn Huijnen
Construeer de fabel

Slide 9 - Tekstslide

Fabel
Droom
 • ouders zeggen: je kan geen kunst maken
 • hij begint met schilderij
 • mist dochters bruiloft
 • mist crematie van ouders
 • mist geboorte van kleinkind
 • is klaar met schilderij
 • mensen noemen zijn schilderij afschuwelijk
 • staat op de rand van het gebouw
 • leunt naar voren
 • rode vlek op grond?
 • lichaam in museum?
Werkelijkheid
 • wordt wakker
 • is blij dat hij geen kunstenaar is

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag: Opdracht Confrontaties (Classroom)
Lees eerst in stilte en maak daarna de opdrachten.

Je oefent hiermee met de volgende begrippen:
Personage (omschrijven)
Ruimte
Fabel/sujet
tijdsanalyse
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Keuze
1. Uitleg Opbouw,  perspectief, motieven: je luistert en doet mee met de uitleg
2. Zelfstandig aan het werk 


Slide 12 - Tekstslide

Opbouw van een roman

  • voorwerk: titel / ondertitel / opdracht / motto / proloog 
  • eigenlijke tekst: hoofdstukken / titels / delen
  • nawerk: epiloog

Let goed op het motto als je zoekt naar intertekstualiteit.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Motieven
  • Motieven: steeds terugkerende elementen in een verhaal. 

    3 soorten:
  • Abstracte motieven zoals onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog. 
  • Leidmotieven: steeds terugkerende concrete zaken
      Symbolische betekenis: dobbelsteen (toeval) spiegel (zelfbeeld)
  • Klassieke motieven: uit klassieke verhalen, bijv. oedipusmotief en assepoestermotief.

Slide 15 - Tekstslide

Een telkens terugkerende rode auto is een:
A
Abstract motief
B
Leidmotief

Slide 16 - Quizvraag

 perspectief
Door wiens "ogen" lees je het verhaal?
  • De onzichtbare, alwetende verteller
  • De auctoriale verteller
  • Het personale perpectief  (ik-perspectief of hij/zij)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De onzichtbare, alwetende verteller
De lezer wordt  ‘bijgepraat’ door een anonieme verteller/ onzichtbare toeschouwer. De verteller vertelt over de personages.
  • Niet zichtbaar in de tekst
  • Neemt niet deel aan het verhaal
  • Verteller weet alles: de toekomst, de gedachten van meerdere personages

Slide 19 - Tekstslide

Auctoriale verteller
  • Ook ‘alwetend’, maar bovendien:
  • Zichtbaar in de tekst
  • Stelt zich vaak in de eerste persoon (ik/wij) aan de lezer voor
  • Spreekt de lezer rechtstreeks aan, bijv.: 'Dit had u werkelijk toch niet verwacht, lieve lezers, dat ik u mee zou nemen naar een herberg.'
  • Bedenker met de touwtjes in handen 
  • Benadrukt het fictionele: het is maar verzonnen en ik, verteller, beheers die verzonnen wereld!

Slide 20 - Tekstslide

Personaal perspectief
  • De lezer ziet alles door de ogen van een persoon uit het verhaal
  • Het verhaal is in de hij-vorm geschreven
  • De lezer is op de hoogte van alles wat deze figuur denkt, doet, voelt. Wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend, dus ook de lezer niet.


Slide 21 - Tekstslide

Vertellend en belevend ik
  • Belevend ik: alles gebeurt nu, op dit moment. De lezer raakt hierdoor heel direct bij het gebeuren betrokken, het lijkt reëel.
  • Vertellend ik: een personage kan nadenken over gebeurtenissen, en daar op een later tijdstip over vertellen en commentaar op leveren.

Slide 22 - Tekstslide

Uit: De Avonden (1947) van Gerard Reve

‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’

Welk perspectief herken je hier?

Slide 23 - Tekstslide

Perspectief in De Avonden
timer
0:15
A
Personaal
B
Alwetende verteller
C
ik-perspectief
D
Auctoriale verteller

Slide 24 - Quizvraag

Uit: De Avonden (1947) van Gerard Reve

‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’

Welk perspectief herken je hier?

Slide 25 - Tekstslide

Onbetrouwbaar perspectief
De lezer kan twijfelen aan de juistheid van de waarnemingen van een personage. 
  • Heeft de hoofdpersoon het wel bij het rechte eind? 
  • Verbeeldt hij zich soms dingen? 
  • Snapt hij het niet?
    (Bijv. The Rosie Project: autistische hoofdpersoon. Of bijv. boeken vanuit de ogen van een kind)


Slide 26 - Tekstslide

"De wind zorgt voor onrust: het zand, de strandtent, mijn haar. Alles lijkt op zoek te zijn naar een uitweg. Net als ik."

Welk perspectief wordt hier gebruikt?
A
Ik perspectief - belevend
B
Ik-perspectief - vertellend
C
Personaal perspectief
D
Auctoriaal perspectief

Slide 27 - Quizvraag