Grammatica

Grammatica
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het stappenplan
van redekundig ontleden?

Slide 2 - Woordweb

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Tijdens de kerstvakantie kun je lekker sneeuwballen gaan gooien.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Heb je je telefoon meegenomen?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
Welke filmster heeft een Oscar gewonnen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze zin?
Gisteren heeft Sofie een proefwerk gemaakt.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze zin?
Welke filmster heeft een Oscar gewonnen?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze zin?
Aan zijn vader heeft Rik een cadeau gegeven.

Slide 8 - Open vraag

Wat is heeft?
Teun heeft vandaag geen leesboek meegenomen.
A
zww
B
hww

Slide 9 - Quizvraag

Sion leest het boek Upgrade.
Is 'leest' een zww of een hww?

Slide 10 - Open vraag

Alex heeft gisteren een boek gehaald in de mediatheek.
Is 'gehaald' een hww of een zww?

Slide 11 - Open vraag

Hopelijk zijn jullie het lijdend voorwerp niet vergeten.
Wat is 'zijn'?
A
hww
B
zww

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeeld
ow    wg    mv          lv                     wg
Ik / heb / hem / een knuffel / gegeven. 

Aan wie / voor wie heb ik een knuffel gegeven? --> hem

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De twee leerlingen hebben hun mentor een bos bloemen gegeven.
A
De twee leerlingen
B
hun mentor
C
een bos bloemen
D
hebben gegeven

Slide 16 - Quizvraag

Snap je het meewerkend voorwerp?
Ja!
Nee!

Slide 17 - Poll

De bijwoordelijke bepaling
Alles wat overblijft als je de hele zin hebt ontleed --> 'prullenbak'.
Zegt iets over plaats/tijd/hoe iets gebeurt etc.
Let op: er kunnen er meerdere in één zin zitten!
Deze zinsdelen zijn altijd bwb: ook, niet, toch, waarom, wanneer, waar

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
   bwb              wg     ow   lv          bwb            bwb   wg
Op school / heb / ik / Sofie / vandaag / niet / gezien.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het ow in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
geven
C
wij
D
mijn opa en oma

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het wg in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
geven
C
wij
D
mijn opa en oma

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het lv in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
wij
C
cadeautjes
D
mijn opa en oma

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het mv in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
wij
C
cadeautjes
D
mijn opa en oma

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de bwb in deze zin?
In december geven wij mijn opa en oma cadeautjes.
A
In december
B
wij
C
cadeautjes
D
mijn opa en oma

Slide 24 - Quizvraag

Snap je hoe je het lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling kunt vinden?
Ja!
Ik vind het meewerkend voorwerp nog lastig.
Ik snap ze allemaal nog niet zo goed,

Slide 25 - Poll

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Link