Herhaling

Herhaling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

BOUW VAN BLADEREN

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maakt een plant glucose?
Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide (CO2)
  2. Water (H2O)
  3. Zonlicht (energie)
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose 
  2. Zuurstof (O2)
Koolstofdioxide + water + zonlicht = glucose + zuurstof 

Slide 3 - Tekstslide

Stevigheid door water
Het vocht in de vacuole drukt de cel tegen de celwand.
  • hoe meer water, hoe steviger de plant

Slide 4 - Tekstslide

Openen en sluiten van de huidmondjes
's Nachts huidmondjes gesloten -> geen fotosynthese 

Vormverandering sluitcellen -> openen en sluiten van huidmondjes 
  • afname stevigheid -> sluiten 
  • toename stevigheid -> openen

Slide 5 - Tekstslide

Transport door vaten
Alle organen van een plant moeten goed functioneren om te kunnen leven
Bladeren krijgen water en voedingsstoffen via
wortels en stengels uit de bodem

Slide 6 - Tekstslide

Vaatbundels
Houtvaten
  • Transport water en mineralen -> van de wortels, via de stengels naar de bloemen en bladeren
  • Aan binnenkant van de stengel

Bastvaten
  • Transport water en energierijke stoffen (suikers) -> van de stengels naar alle delen van de plant
  • Aan buitenkant van de stengel

Slide 7 - Tekstslide

Bouw van houtvaten en bastvaten
Houtvaten
  • dode houtcellen 
  • verticale celwanden bestaan uit cellulose en houtstof

Bastvaten
  • levende cellen
  • gaten in de dwarsliggende celwanden

Vezels: zelfde opbouw als houtvaten met een dikkere celwand (steviger). 

Slide 8 - Tekstslide

Opname van water en mineralen
celwanden vervoeren water + opgeloste mineralen naar de houtvaten

Slide 9 - Tekstslide

Het water van kan van beneden naar boven door 2 oorzaken:
  • Zuigkracht; door verdamping in de bladeren
  • Worteldruk; de wortels persen het water omhoog

Slide 10 - Tekstslide

Organische stoffen
Organische stoffen
Afkomstig van organismen
Bijvoorbeeld: glucose, koolhydraten, 
eiwitten, vetten en aardolie

Zit energie in!


Slide 11 - Tekstslide

Anorganische stoffen
Anorganische stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten

Zit geen energie in!

Slide 12 - Tekstslide

Fotosynthese



Plant heeft (zon)licht nodig voor fotosynthese
Fotosynthese vindt alleen plaats in de bladgroenkorrels

Slide 13 - Tekstslide

Verbranding
Vindt plaats in de cellen van levende organismen
Gebeurt overdag en 's nachts
Bij verbranding komt energie vrij

Slide 14 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu
  • Voortplanting door gewone celdeling = mitose
  • Dus hetzelfde DNA!
 

Slide 15 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Door de samensmelting van een eicel + zaadcel ontstaat een nieuw individu.
  • Vorming van geslachtscellen: reductiedeling = meiose 
  • Dus niet compleet hetzelfde DNA van de moeder, maar een combinatie!

Slide 16 - Tekstslide

Mitose en meiose
Lichaamscellen
Celdeling = mitose
Chromosomen in paren
23 paren, 46 losse (bij mens)
Geslachtscellen
Celdeling = meiose
Chromosomen komen enkel, niet in paren
23 losse (bij mens)

Slide 17 - Tekstslide

Bloemen
Kroonbladeren = de gekleurde bladeren van een bloem
  • lokken insecten naar de bloem.

Kelkbladeren = de groene bladeren
  • beschermden de bloem toen die nog in de knop zat. 

Slide 18 - Tekstslide

Mannelijke voortplantingsorgaan
Stuifmeelkorrels: mannelijke geslachtscellen
  • Meeldraden: maken stuifmeel
  • In de helmknop ontstaan stuifmeelkorrels


Slide 19 - Tekstslide

Vrouwelijke voortplantingsorgaan
Stamper = vrouwelijke voortplantingsorgaan 

Een stamper bestaat uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel

In het vruchtbeginsel zitten  zaadbeginsels. Hierin ontstaat één eicel.    

Slide 20 - Tekstslide

Eenslachtig of tweeslachtig

Slide 21 - Tekstslide

Bestuiving
Bestuiving = Als er stuifmeelkorrels op de stempel terecht komen van de zelfde soort
Bestuiving kan plaatsvinden door: 
  • De wind
  • Insecten (bijen, vliegen, vlinders)
 


Slide 22 - Tekstslide

Insectenbloemen
Bestuiving door insecten -> insectenbloemen

Aangetrokken door:
  • Nectar
  • Grote opvallende
    kroonbladeren

Slide 23 - Tekstslide

Windbloemen
Bestuiving door wind -> windbloemen

  • Veel stuifmeel
  • Kleine onopvallende bloemen

Hoog zodat de wind het kan vangen

Slide 24 - Tekstslide

Wat gebeurt er na bestuiving?
Bevruchting = Het versmelten van de kern van een stuifmeelkorrel met de kern van een eicel

Slide 25 - Tekstslide

Stuifmeelbuis
Uit iedere stuifmeelkorrel groeit een buisje = de stuifmeelbuis
  • De de kern van een stuifmeelkorrel gaat zo naar een zaadbeginsel toe

Slide 26 - Tekstslide

Bevruchte eicel
Na de bevruchting gaat de eicel zich delen. 
  • Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem
  • Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad

Als een zaad ontkiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje

Slide 27 - Tekstslide

Zaadverspreiding 

Slide 28 - Tekstslide

Bruine boon

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide