Lezen: functies van tekstgedeelten deel 2

Funties van tekstgedeelten, tekststructuren en soorten argumenten

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Funties van tekstgedeelten, tekststructuren en soorten argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze lessenserie:
  • kun je de functie van een tekstgedeelte benoemen (blok 3 en 4);
  • kun je de tekststructuur van een tekst benoemen (blok 3 en 4);
  • kun je van een argument de soort benoemen (blok 4).      

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg soorten argumenten
  • Tekst lezen
  • Opdracht maken 

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1

Slide 4 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten

Alinea's of groepjes alinea's hebben een bepaalde bedoeling/rol in de tekst

=> functie van een tekstgedeelte


In blok 3 leerde je over de volgende functies van tekstgedeelten: 

bewijs, constatering, gevolgen, oorzaak, oplossing, opsomming, probleemstelling, theorie, toelichting en verklaring.


Tip: Bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


Slide 5 - Tekstslide

Functies van teksgedeelten

Advies: De schrijver geeft, meestal aan het eind, een goede raad of advies.


Afweging: De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze.


Argument: Een schrijver geeft aan waarom hij iets vindt. 


Argumentatie: De schrijver geeft meerdere argumenten voor bepaalde opvattingen. 

Slide 6 - Tekstslide

Functies van teksgedeelten

Bewering: Een stelling die de schrijver moet onderbouwen. 


Conclusie: De schrijver komt op grond van het voorafgaande (argumenten of gegevens) tot een gevolgtrekking.  


Nuancering: Een bewering of standpunt wordt iets afgezwakt door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten zijn. 



Slide 7 - Tekstslide

Functies van teksgedeelten

Ontkenning: De schrijver geeft de bewering weer en geeft aan dat hij het er niet mee eens is. 


Tegenwerping: De schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander). 


Weerlegging: In een weerlegging probeert de schrijver met tegenargumenten aan te tonen dat de mening of argumentatie van de ander niet juist is. 



Slide 8 - Tekstslide

Tekststructuren

De opbouw van een tekst = een tekststructuur.


- Voordelen-en-nadelenstructuur

Eerst wordt een probleem of verschijnsel genoemd, vervolgens worden de voor- en nadelen genoemd, waarna een conclusie of samenvatting wordt gegeven. 

- Bewering-en-argumentstructuur

Eerst wordt een bewering gedaan, vervolgens wordt deze bewering beargumenteerd en tot slot wordt er een conclusie getrokken. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten
Lees tekst 2 (p. 175)
Klaar? Start met opdracht 2 (p. 174)

Slide 10 - Tekstslide