Serieschakeling

Serieschakeling
Natuurkunde A2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Serieschakeling
Natuurkunde A2

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
  • De werking van een stroomkring
  • Wat is een serie schakeling
  • Wat is het kenmerk van de serie schakeling
  • Wat is het nadeel van een serie schakeling
  • De schakelaar en en stroommeter.

Slide 2 - Tekstslide

Noteer een voorbeeld van een spanningsbron

Slide 3 - Woordweb

Hoeveel volt geeft het lichtnet?
(noteer het getal een spatie en de afkorting van de eenheid)

Slide 4 - Open vraag

Welke stof is een geleider
A
koper
B
rubber
C
plastic
D
lucht

Slide 5 - Quizvraag

Noteer de afspraken die voor het maken van een grafiek gelden.

Slide 6 - Woordweb

Wat gaan we doen
  • Korte herhaling d.m.v. vragen (al gedaan)
  • Uitleg van de doelen
  • Filmtips
  • Huiswerk opgeven

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe noem je de schakeling als de stroom via het eerste apparaat naar het tweede apparaat gaat?
A
serie schakeling
B
parallelschakeling
C
gecombineerde schakeling

Slide 9 - Quizvraag

De stroomkring
De strooomkring werkt als hij gesloten is.

In de stroomkring staat een spanningsbron, een apparaat (nu een lampje) een schakelaar en verschillende geleidende stroomdraden

Slide 10 - Tekstslide

De stroomkring
Als de stroomkring (via de schakelaar gesloten is dan werkt het apparaat (het lampje brandt)


Slide 11 - Tekstslide

De stroomkring
De electronen bewegen door het lampje. 
Het aantal elektronen die per seconde door het lampje gaat noem je de stroomsterkte (I).
De snelheid waarmee de elektronen door het lampje gaan noem je de spanning (U)

Slide 12 - Tekstslide

Meerdere apparaten
Als je twee lampjes wilt aansluiten kun je dat op deze manier doen.

De lampjes staan schter elkaar. De stroom door het eerste lampje gaat ook door het tweede lampje.


Slide 13 - Tekstslide

Meerdere apparaten
De energie van de elektrische stroom wordt nu verdeeld, daardoor gaan de lampjes minder fel branden als er meer lampjes achter elkaar staan.
Dit ga je zelf uitproberen met een virtueel practicum.

Slide 14 - Tekstslide

De stroomsterkte
Noteer het symbool van de stroomsterkte
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 15 - Quizvraag

De stroomsterkte
Noteer de eenheid van de stroomsterkte
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 16 - Quizvraag

De stroomsterkte
Zoals al was uitgelegd, de stroomsterkte betekent hoeveel elektronen gaan er per seconde door de stroomkring gaan.
Alle elektronen die door het eerste lampje gaan, gaan ook door het tweede lampje.
Dus de stroomsterkte blijft hetzelfde in een serieschakeling.

Je mag zeggen I1 = I2

Slide 17 - Tekstslide

De stroommeter
Omdat de stroomsterkte het aantal elektronen is, is de stroomsterkte meter een apparaat dat electronen "telt". Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meter in de stroomkring 
neerzet, als hij maar in serie zit 
met het apparaat dat gemeten 
moet worden.

Slide 18 - Tekstslide

De spanning
Noteer het symbool van de spanning
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 19 - Quizvraag

De spanning
Noteer de eenheid van de spanning
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 20 - Quizvraag

De spanning
Zoals al was uitgelegd, de spanning betekent hoe snel de elektronen door de stroomkring bewegen. Ieder apparaat gebruikt elektrische energie en daardoor gaan de elektronen een fractie minder snel bewegen. Je mag er van uit gaan dat de spanning wordt verdeeld over de lampjes.

Je mag zeggen U1 + U2 = Uspanningsmeter 

Slide 21 - Tekstslide

Het nadeel van serieschakelingen
Omdat de stroom van het ene apparaat naar het andere apparaat gaat moeten alle apparaten wel heel zijn. Stel je hebt 20 lampjes achter elkaar staan in een serieschakeling en er is één lampje stuk, heb je op die plaats een open stroomkring dus alle lampjes staan uit.
Om na te kijken welke er vervangen moet worden moet je ze allemaal apart testen.

Slide 22 - Tekstslide

Een schakelaar
De schakelaar moet een apparaat uit of aan zetten.
De schakelaar opent de stroomkring (of sluit hem weer).
Een apparaat moet dus altijd in serie staan met de stroomkring.

Slide 23 - Tekstslide

Doel van de les
  • De werking van een stroomkring=> gesloten!
  • Wat is een serie schakeling=> lampjes staan achter elkaar
  • Wat is het kenmerk van de serie schakeling ==> stroomsterkte is overal hetzelfde (spanning moet je optellen)
  • Wat is het nadeel van een serie schakeling => alle apparaten moeten heel zijn
  • De schakelaar en en stroommeter. ==> moeten in serie aangesloten worden

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk 
Alle opdrachten staan in de classroom bij onderdeel serieschakeling.
  • Bekijken filmpje 
  • Uitvoeren virtueel practicum: De serieschakeling.
  • Invullen formulier: Inlevervel seriepracticum maken en inleveren.

Slide 25 - Tekstslide