Leestekens/Interpunctie

Leestekens
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


andré hazes we missen je broer

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Praten over seks met je kind

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide


ik heb genoten van je pik gisteren!!

Slide 9 - Open vraag

Hoofdletter, punt, uitroepteken en vraagteken.
Hoofdletter: aan het begin van een zin en namen van mensen en plaatsen.
Punt: aan het eind van een zin.
Uitroepteken: als je ergens de nadruk op wil leggen.
Vraagteken: om duidelijk te maken dat iets een vraag is.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletter, punt, uitroepteken en vraagteken.
is de gemeente velsen verantwoordelijk voor het onderhoud


Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletter, punt, uitroepteken en vraagteken.
Is de gemeente Velsen verantwoordelijk voor het onderhoud?


Slide 12 - Tekstslide

Verbeter de zin

ik gebruik in mijn appjes altijd de juiste leestekens

Slide 13 - Open vraag

Wat is goed?
A
Help, brand.
B
Help, brand?
C
Help, brand!
D
help, brand!

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
IJmuiden
B
beverwijk
C
velsen-Noord
D
Technisch college velsen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
de pauze duurt een half uur.
B
de Pauze duurt een half uur.
C
De pauze duurt een half uur.
D
De pauze duurt een half uur

Slide 16 - Quizvraag

Komma
- bij een opsomming, behalve voor en of of.
- voor signaalwoorden, behalve voor en.
- tussen twee werkwoorden.

Schiet op mama.
Schiet op, mama.

Slide 17 - Tekstslide

Komma
- bij een opsomming, behalve voor en of of.

Wil je een ijsje met chocolade, vanille, pistache, mokka of aardbei?

Slide 18 - Tekstslide

Komma
- voor signaalwoorden, behalve voor en.

Wil je een ijsje met chocolade, omdat ik daarvan houd.
Ik hou van chocolade, maar ook van mokka.
Ik neem altijd chocolade en aardbei.

Slide 19 - Tekstslide

Komma
- tussen twee werkwoorden.

Omdat ik van chocolade houd, eet ik graag Verkade.

Slide 20 - Tekstslide

Komma

in het weekend ga ik dansen omdat ik hou van salsa bachata en kizomba

Slide 21 - Tekstslide

Komma

In het weekend ga ik dansen, omdat ik hou van salsa, bachata en kizomba.

Slide 22 - Tekstslide

Komma

als ik dans voel ik mij blij

Slide 23 - Tekstslide

Komma

Als ik dans, voel ik mij blij.

Slide 24 - Tekstslide

Verbeter de zin

wie hier werkt mag gratis sporten eten en koffie drinken

Slide 25 - Open vraag

Wanneer gebruik je een komma?
A
Tussen een bijvoeglijk naamwoord en een signaalwoord.
B
Tussen twee werkwoorden.
C
Tussen twee signaalwoorden.
D
Tussen twee zelfstandig naamwoorden.

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een komma?
A
Als je twijfelt.
B
Wanneer je iets wil vragen.
C
Bij een opsomming.
D
Bij een rede of verklaring.

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een komma?
A
In alle vragende zinnen.
B
In een zin met een uitroepteken.
C
Voor alle signaalwoorden.
D
Voor een signaalwoord, behalve voor en.

Slide 28 - Quizvraag

Dubbele punt
Een dubbele punt gebruik je om een opsomming, een verklaring of een rede aan te kondigen.


Slide 29 - Tekstslide

Dubbele punt
- opsomming.

Ik heb veel gegeten:  een hamburger, frietjes, kipnuggets, een halve pizza en sushi.

Slide 30 - Tekstslide

Dubbele punt
- verklaring of rede.

Ik wil geen tatoeage: ik hou niet van naalden.

Slide 31 - Tekstslide

Dubbele punt

ik heb veel vliegtuigen gezien een f16 een f15 een f18 een f22 en een spitfire

Slide 32 - Tekstslide

Dubbele punt

Ik heb veel vliegtuigen gezien: een F-16 een F-15 een F-18 een F-22 en een Spitfire.

Slide 33 - Tekstslide

Verbeter de zin
ik ga graag naar schiphol ik hou namelijk van vliegtuigen

Slide 34 - Open vraag

Dubbele punt

ik ga graag naar schiphol ik hou namelijk van vliegtuigen

Slide 35 - Tekstslide

Dubbele punt

Ik ga graag naar Schiphol: ik hou namelijk van vliegtuigen.

Slide 36 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Buiten vriest het: maar ik heb het niet koud.
B
Ik wil warme sokken: buiten vriest het.

Slide 37 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Ik sport vaak, op dinsdag, donderdag, vrijdag en zaterdag.
B
Ik sport vaak: op dinsdag, donderdag, vrijdag en zaterdag.

Slide 38 - Quizvraag

Zelf aan het werk

Slide 39 - Tekstslide

Wanneer moet je een dubbele punt gebruiken?

Slide 40 - Open vraag

Wanneer moet je een komma gebruiken?

Slide 41 - Open vraag

In 2019 registreerde de Politie 10.624 incidenten zoals bedreigingen beledigingen, en mishandelingen in het eerste coronajaar steeg dat aantal naar 12.543,. Een jaar later liep het op tot 13.000 incidenten afgelopen jaar bleef dat getal ongeveer gelijk 12.985 incidenten met geweld tegen de politie

Slide 42 - Open vraag