Cursus B Werken met o-jarigen les 1

Werken met baby's
Cursus B 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Werken met baby's
Cursus B 

Slide 1 - Tekstslide

Periode 4
Bestaat uit:
  • 8 weken onderwijs
  • Planning lesinhoud staat op LM's
  • Formatieve toets in week 8

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Week 1
22-04
Meivakantie
29-04 t/m 10-05
Week 2
13-05
Week 3
20-05
Pinksteren geen les
Week 4
27-05 

Week 5
03-06
Week 6
10-06
Week 7
17-06
Week 8
24-06
Week 9
01-07 Voortgangsweek
geen les
Zomervakantie 08-07 – 23-08

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud van de lessen
  • Aanwezigheid in de les
  • Maken van opdrachten in de les 
  • Maken van de formatieve toets

Slide 4 - Tekstslide

Formatieve toets

Slide 5 - Tekstslide

Formatieve toets

Week 8
Maandag 24-06 inleveren
Niet ingeleverd = een onvoldoende

Slide 6 - Tekstslide

Werken met baby's
Ontwikkeling baby 0-18 maanden

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Heeft kennis van de ontwikkeling van het babybrein in de leeftijdsfase van 0-2 jaar en de invloed hiervan op het gedrag van de baby
  • Heeft kennis van de cognitieve, taal-, fijne en grove motorische, zintuiglijke ontwikkeling van de baby in de leeftijd van 0-2 jaar
  • Heeft kennis van mijlpalen gerelateerd aan de cognitieve, taal-, fijne en grove motorische en zintuiglijke ontwikkelingsgebieden van de baby in de leeftijdsfase van 0-2 jaar
  • Heeft kennis van de fysieke ontwikkeling bij baby's
  • Kan antwoorden geven op vragen van ouders met betrekking tot de ontwikkeling en het welbevinden van de baby.

Slide 8 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
De lichamelijke ontwikkeling die een baby doormaakt is groot en verloopt op drie manieren:
  1. De baby maakt een enorme lichamelijke groei door
  2. De baby maakt een grote motorische ontwikkeling door
  3. Debaby ontwikkeld zijn zintuigen

Slide 9 - Tekstslide

Lichamelijke groei
  • Na een voldragen zwangerschap weegt een gemiddelde baby 3500 gram en is 50 cm lang. ​
  • Wanneer een baby een jaar oud is weegt hij ongeveer 10 kilo en is hij 75 cm lang. (1,5 keer zijn geboortelengte en bijna 3 keer zijn geboortegewicht)​




Slide 10 - Tekstslide

Lichamelijke groei
  • De lichaamsverhoudingen van een zuigeling zijn anders dan bij een volwassene --> Het hoofd van een pasgeborene beslaat ongeveer ¼ van zijn totale lichaamslengte. Bij een volwassene is dat ⅛.​
  • Bij een baby ontbreekt de hals bijna helemaal en verhoudingsgewijs heeft een baby erg korte beentjes. ​

Slide 11 - Tekstslide

Slaap is erg belangrijk voor een goede groei

  • Gemiddeld slaapt een pasgeboren baby 16 uur per dag​
  • Er zijn baby’s die meer dan 20 uur per dag slapen​
  • Langzaam krijgt een baby een steeds ‘normaler’ slaappatroon en ritme, maar in het begin gaat dit vaak zonder enige regelmaat: jonge baby’s slapen vaak nog niet door
  • Slapen is van essentieel belang bij het ontwikkelen van de hersenen. 



Slide 12 - Tekstslide

Motorische ontwikkeling 
Belang van Reflexen

  • Reflex is een reactie of beweging die zich automatisch voltrekt. 
  • Reflexen zijn belangrijk voor de overleving en ontwikkeling van de baby.
  • Ze helpen bij het vervullen van basisbehoeften zoals voeding en bescherming.
  • Geleidelijk aan worden reflexen vervangen door bewuste motorische vaardigheden naarmate de baby zich ontwikkelt.

Slide 13 - Tekstslide

Zuigreflex

  • Automatische reactie op het aanraken van de lippen of het gehemelte.
  • Baby zuigt instinctief op een tepel of speen wanneer deze de mond raakt.
  • Essentieel voor het voeden van de baby en het stimuleren van de borstvoeding.
Grijpreflex

  • Reflexieve reactie wanneer de palm van de baby's hand wordt aangeraakt.
  • Baby grijpt automatisch de vinger of een object vast dat de hand raakt.
  • Helpt bij het ontwikkelen van fijne motoriek en hand-oog coördinatie.

Slide 14 - Tekstslide

Spierontwikkeling
  • De meeste aangeboren reflexen verdwijnen na een aantal maanden
  • Het leren beheersen van spieren loopt via een vaste volgorde:​
  • Van boven naar beneden: hoe dichter de spier zich bij de hersenen bevindt, hoe eerder de spier wordt beheerst.​
  • Van dichtbij naar veraf: hoe dichter de spier zich bij de romp bevindt, des te eerder de spier wordt beheerst​
  • Van ongericht naar gericht: van ongerichte, toevallige bewegingen naar doelgericht, beheerste bewegingen.​
  • Van grof naar fijn: de baby leert eerst de spieren beheersen waarmee grotere bewegingen worden gemaakt 





Slide 15 - Tekstslide

Grove motoriek (0-6 maanden)
Doel: Coördinatie van spieren ontwikkelen.

Baby's kunnen hun hoofdje optillen en kort vasthouden tijdens buiktijd.
Ze kunnen hun armen en benen bewegen, en hun handen tot vuisten ballen.
Beginnen te reageren op externe stimuli door te kijken naar bewegende objecten.

Slide 16 - Tekstslide

Fijne Motoriek (6-12 maanden)
Doel: Beginnen met manipulatie van objecten.

Baby kan objecten vastpakken en naar de mond brengen om te verkennen.
Beginnen met de 'pincetgreep' om objecten vast te pakken.

Slide 17 - Tekstslide

Zitten en Kruipen (6-12 maanden)
Doel: Ontwikkelen van evenwicht en mobiliteit.

Baby kan zelfstandig rechtop zitten zonder ondersteuning.
Experimenteren met kruipen of schuiven op handen en knieën.

Slide 18 - Tekstslide

Staan en Lopen (12-18 maanden)
Doel: Balans en stabiliteit ontwikkelen.

Baby kan kort staan met ondersteuning.
Beginnen met de eerste stapjes met hulp van volwassenen.

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijk om te weten
  • Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo: sommige kinderen lopen al met 9 maanden, terwijl anderen pas met 20 maanden lopen.
  •  Een snelle ontwikkeling is niet ‘beter’.​
  • Er zijn echter wel grenzen: een kind van 3 jaar dat nog niet kan lopen heeft een ontwikkelingsachterstand.​

Slide 20 - Tekstslide

Oog- handcoördinatie
  • We noemen dit de sensomotorische ontwikkeling --> De ontwikkeling in de samenhang van zintuigen en motoriek.​
  • 3 maanden: de baby gaat reiken naar een voorwerp dat hij ziet; eerst met beide armen, later met één arm.​
  • 5 maanden: het lukt de baby een voorwerp te grijpen. Hij stopt het in de mond, bekijkt en betast het.​
  • 6 maanden: de baby kan voorwerpen van de ene hand naar de andere hand overbrengen. Kleine voorwerpen zoals kralen lukt nog niet omdat de baby zijn hele hand gebruikt. 
  • 12 maanden: de baby kan nu ook kleine voorwerpen pakken, omdat hij deze nu tussen duim en wijsvinger vastpakt. Dit noemt men de pincetgreep. ​







Slide 21 - Tekstslide

Zintuigelijke ontwikkeling
Zintuig is een groep zenuwcellen die gevoelig is voor prikkels van buitenaf

Slide 22 - Tekstslide

Zien
Zien: vlak na de geboorte nog vaag en onscherp. Baby ziet het verschil tussen licht en donker en omtrekken van dingen. Hij ziet het scherpst op een afstand van 20 cm. ​


 Na twee maanden gaat de baby meer gericht kijken en zal hij volgbewegingen maken. ​

Slide 23 - Tekstslide

Horen
Horen: het gehoor is al bij de geboorte goed ontwikkeld. Al vlak na de geboorte draait een baby zijn hoofd in de richting van geluid. Het horen van een baby is niet hetzelfde als bij een volwassene, omdat baby’s nog geen betekenis kunnen geven aan hetgeen dat ze horen. ​


Een baby herkent direct na de geboorte al de stem van zijn moeder en reageert hier ook op.​

Slide 24 - Tekstslide

Ruiken
Ruiken: Bij de geboorte kan een baby al goed ruiken. Pasgeborenen ruiken na hun geboorte de tepel, de borst en hun moeder. ​
Na een week herkent de baby het bovengenoemde als ‘eigen’.​

Geur speelt ook een grote rol bij de hechting aan een knuffel 
Veel kinderen zijn dan ook verdrietig als hun knuffel wordt gewassen.

Slide 25 - Tekstslide

Tastzin
Al direct na de geboorte is de huid van een baby erg gevoelig voor aanraking  Met allerlei reflexen reageert de baby duidelijk op aanrakingen.​

Aanraken en knuffelen is erg belangrijk voor baby’s (denk aan experiment van Harlow met de jonge aapjes).​
De mond is een erg belangrijk tastzintuig. Via zijn mond maakt de baby voor het eerst kennis met de wereld om hem heen. ​

Slide 26 - Tekstslide

Proeven
Bij de geboorte heeft een baby duizenden smaakpapillen, gevoelig voor smaak


Baby’s hebben een voorkeur voor zachte, zoete smaken. Waarschijnlijk overlevingsmechanisme: bittere en zure dingen zijn vaak giftig.​

Wanneer een kind 10 is, is nog maar de helft van de smaakpapillen over.​

Bij borstvoeding krijgt een baby meer verschillende smaken binnen dan bij flesvoeding, omdat de smaak van borstvoeding afhankelijk is van wat de moeder heeft gegeten. ​


Slide 27 - Tekstslide

Proeven
Bij de overgang naar vast voedsel moet een baby wennen aan nieuwe smaken, een andere structuur én een andere manier van eten. ​

 

Jonge baby’s hebben een voorkeur voor voedsel dat glad, zacht en lauw is. ​

Van een lepeltje eten vraagt om een totaal andere mondmotoriek dan drinken uit een fles of borst --> Het duurt daarom even voordat een baby dit kan.​

Om te wennen aan een nieuwe smaak moet de baby het 10 a 15 keer proeven


Slide 28 - Tekstslide

Cognitie
Cognitie - het proces of het geheel van de processen waarbij een organisme kennis opdoet of zich bewust wordt van gebeurtenissen of objecten in de omgeving. Het is het bewust opnemen, verwerken, vastleggen en gebruiken van informatie. Cognitie omvat dus het waarnemen, het leren, het geheugen, de taal, het denken.

Slide 29 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
  • Verstandelijke ontwikkeling --> Vanaf 6 maanden is er een begin van het denken te zien. ​
  • De taalontwikkeling is een ander belangrijk aspect van de cognitieve ontwikkeling van baby’s. ​
  • Het begin van het denken  Tussen de 6 en 12 maanden ontwikkelt een baby het vermogen om een beeld in zijn geheugen vast te houden, zonder het te zien. Dit noemen we objectpermanentie.​
  • Objectpermanentie = het besef dat mensen en voorwerpen blijven bestaan, ook als ze niet zichtbaar zijn.​




Slide 30 - Tekstslide

Het begin van denken 

  • Bijv: wanneer je speelgoed verstopt zal de baby dit niet gaan zoeken, maar verder spelen met iets anders. ​Weg = weg
  • Zodra een baby ​zich heeft ontwikkeld, gaat hij er wél naar op zoek  Hij weet dat het speelgoed niet helemaal weg kan zijn, omdat hij er een voorstelling van heeft in zijn geheugen.​
  • Rond de leeftijd van 12 maanden gaat een baby zelfs zonder zijn speelgoed eerst gezien te hebben op zoek. Hij beseft dan namelijk dat het ergens moet zijn.​






Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Scheidingangst
  • Er is een verband tussen objectpermanentie en scheidingsangst. ​
  • Scheidingsangst = de angst bij mensen om verlaten te worden. Bij kinderen uit deze angst zich in het gaan huilen als de vertrouwde opvoeder weg gaat.​
  • Zodra de baby objectpermanentie heeft ontwikkeld mist hij zijn vertrouwde opvoeder. De baby denkt dat zijn vader/moeder voor altijd weg zijn en nooit meer terugkomen.​
  • Doordat de baby ervaart dat zijn ouders toch telkens weer terugkomen, neemt zijn scheidingsangst af.​
  • Hoe ga je hiermee om als je met kleine kinderen werkt? ​






Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Het aanleren van vaardigheden
  • Rijpingsprocessen --> De baby wordt vooral motorisch veel vaardiger.​
  • Oefening speelt hierbij een veel minder grote rol dan rijping -->Het kind moet er aan toe zijn om iets te leren (geen invloed op).​


Het leren van baby’s vertoont drie kenmerken:​
  1. ​Ervaringsleren: de baby leert dingen door ze zelf te doen​
  2. Herhalingsleren: de baby leert de dingen door ze steeds weer te oefenen/herhalen​
  3. Imiterend leren: de baby leert de dingen doordat anderen ze, bewust/onbewust, voordoen.​

--> Baby’s zijn zeer gevoelig voor de reactie van anderen: enthousiasme spoort ze aan om dingen nog eens te proberen.​






Slide 35 - Tekstslide

Taalontwikkeling
  • Een kind leert praten door zijn omgeving na te bootsen -->Al direct na de geboorte imiteert een kind de mondbewegingen van zijn moeder. ​
  • Vanaf ongeveer 3 maanden is er sprake van echt ‘brabbelen’ (meer bewust).​
  • Brabbelen = de fase in de taalverwerving waarin de baby spraakklanken oefent zonder dat hij ze tot betekenisvolle eenheden (woorden) kan samenvoegen. ​
  • Vanaf ongeveer 8 maanden probeert de baby actief woorden en klanken na te bootsen. Bijv. fluisteren, gebaren zoals ‘applaus’ nadoen. 



Slide 36 - Tekstslide

Symboolbewustzijn
  • Symboolbewustzijn = wanneer klanken en woorden steeds meer betekenis krijgen voor een baby. Bijv. ‘mama’ is een persoon, ‘pop’ is een ‘ding/speelgoed’.​
  • Dit bewustzijn komt op gang als het kind ongeveer 9 maanden oud is.​
  • Het gaat hierbij ook om gebaren -->‘Zeg maar dag’’--> Baby zwaait. ​


Slide 37 - Tekstslide

Eén woordzinnen
  • Rond hun eerste verjaardag gaan kinderen zelf woordjes gebruiken. ​
  • 1 woord staat dan soms voor een hele zin.​ Bijv. ‘eten!’ kan zowel betekenen dat het kind wil eten, als dat hij iemand anders ziet eten.​
  • Het is belangrijk dat men goed naar het kind kijkt en luistert om te begrijpen wat hij bedoelt. 



Slide 38 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag bereikt?
  • Heeft kennis van de ontwikkeling van het babybrein in de leeftijdsfase van 0-2 jaar en de invloed hiervan op het gedrag van de baby
  • Heeft kennis van de cognitieve, taal-, fijne en grove motorische, zintuiglijke ontwikkeling van de baby in de leeftijd van 0-2 jaar
  • Heeft kennis van mijlpalen gerelateerd aan de cognitieve, taal-, fijne en grove motorische en zintuiglijke ontwikkelingsgebieden van de baby in de leeftijdsfase van 0-2 jaar
  • Heeft kennis van de fysieke ontwikkeling bij baby's
  • Kan antwoorden geven op vragen van ouders met betrekking tot de ontwikkeling en het welbevinden van de baby.

Slide 39 - Tekstslide

Vooruitblik 
Ontwikkeling baby

  • sociaal
  • emotioneel
  • persoonlijkheid & seksueel

Slide 40 - Tekstslide

Vragen?

Slide 41 - Tekstslide