H4BP2_1+2_standpunt en argumenten+feitelijk en waarderend

Argumentatie (1)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumentatie (1)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je hoe de planning van P2 er globaal uitziet 
  • Kun je onderscheid maken tussen standpunt en argument
  • Weet je het verschil tussen positieve en negatieve standpunten en standpunten van twijfel
  • Kun je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • Kun je argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Inhoud periode 2
  • Planner periode 2 doornemen
  • Theorie standpunt/argument
  • Aan de slag
  • Theorie feitelijk/waarderend
  • Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud periode 2
Netl201 
Netl202
Netl203
leesdossier
Toets argumentatie-theorie (2x)
Schrijfopdracht betogende tekst (2x)
Debat in groepen (2x) SE!
handelingsdeel
reader argumentatie-theorie
oefenen in de les
voorbereiden tijdens de les
individueel

Slide 4 - Tekstslide

Planner periode 2
  • Planner staat op SOM
  • Belangrijke data leesdossier:
    - 30 okt: inleveren leesdossier 'Het gouden ei'
    - 1 dec: inleveren leesdossier: boek 2
    - 8 jan: inleveren leesdossier minimaal 7 punten
  • Week van 27 nov: schrijfopdracht in de les (toets)
  • Week van 4 en 11 dec: debatten in de les (toets)
  • Toetsweek januari: toets argumentatietheorie

Slide 5 - Tekstslide

Start theorie argumentatie
standpunt en argument

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk je aan bij 'argumenteren'?

Slide 7 - Woordweb

Theorie standpunt/argument (1)
  • Standpunt: je mening ergens over
    - positief standpunt (Ik vind het goed dat...)
    - negatief standpunt (Volgens mij is het niet goed dat...)
    - standpunt van twijfel (Ik ben er nog niet uit of...)

  • Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom, ...

Slide 8 - Tekstslide

We kunnen beter een particulier beveiligingsbureau voor school inhuren.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 9 - Quizvraag

Ik weet nog niet of ik voor of tegen de verkorting van de zomervakantie ben.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 10 - Quizvraag

Ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 11 - Quizvraag

Ik ga nooit meer naar Lowlands.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 12 - Quizvraag

Ik kan nu echt nog niet zeggen wat ik van 'The Killing' vind.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 13 - Quizvraag

Je kunt beter pas in de voorjaarsvakantie gaan skiën
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 14 - Quizvraag

Theorie standpunt/argument (2)
  • argument: waarom je iets vindt; verdedigen of aanvallen van een standpunt
  • Kan voor of na een standpunt staan

  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers, ...

Slide 15 - Tekstslide

Theorie standpunt/argument (3)
  • Uit geheime opnames blijkt dat de dolfijnen in het Dolfinarium in veel te kleine zwembaden rondzwemmen (=argument). Ik vind dat het Dolfinarium de dolfijnen slecht verzorgt (=standpunt).

  • In de nabije toekomst hoeven we nog maar 25 uur per week te werken (=standpunt), want steeds meer werk wordt ons door robots uit handen genomen (=argument).

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het
standpunt?

Slide 17 - Open vraag


Standpunt?

Slide 18 - Open vraag

De theorie van standpunt/argument begrijp ik goed.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

To do...
  • Reader argumentatie § 7 standpunt en argumenten:
    maak opdr. 1, 2 en 3.

Slide 20 - Tekstslide

Theorie argumentatie (2)
feitelijk en waarderend

Slide 21 - Tekstslide

Theorie feitelijk/waarderend (1)
Feitelijk: je kunt controleren of de uitspraak waar is of onwaar

Waarderend: wenselijk of onwenselijk
                            goed of slecht, mooi of lelijk, 
                            waardevol of waardeloos, etc. 
          Van mening verschillen -> ondersteunen met een extra.                  argument 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht video "Arjan Lubach"
Beantwoord de volgende vragen, maak aantekeningen tijdens het kijken

  • Wat is het standpunt van Lubach t.a.v. het eten van vlees?
  • Welke argumenten geeft hij hiervoor?
  • Zijn dit feitelijke argumenten of niet-feitelijke argumenten?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video


Wat is het standpunt van Lubach t.a.v. het eten van vlees?

Slide 25 - Open vraag


Welke argumenten geeft hij hiervoor?

Slide 26 - Open vraag

Zijn dit feitelijke argumenten of niet-feitelijke argumenten?

Slide 27 - Open vraag

Theorie tegenargument/weerlegging

Tegenargument: een standpunt ontkrachten

Weerlegging: een (tegen)argument ontkrachten


Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld redenering
Mijns inziens moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden (standpunt), want dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht (argument).
Ik ben het daar niet mee eens. Het is niet de taak van scholen om leerlingen te voeden (tegenargument). In Engeland serveren ze al jaren een schoolmaaltijd en het overgewicht is daar niet afgenomen (weerlegging).

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

To do in tweetallen...
Op de middelbare school moeten leerlingen elke dag een uur gym hebben.

  • Bedenk een feitelijk argument voor dit standpunt
  • Bedenk een waarderend argument voor dit standpunt
  • Bedenk een tegenargument bij dit standpunt
  • Bedenk een weerlegging bij je tegenargument

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
  • Reader argumentatie § 1 argumenten, tegenargumenten en weerleggingen:
  • maak opdr. 1 -5

Slide 33 - Tekstslide