Pincode hoofdstuk 7.3

7.3 Welvaart voor iedereen
 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.3 Welvaart voor iedereen
 

Slide 1 - Tekstslide

In deze presentatie leer je:

- wat kenmerken van ontwikkelingslanden zijn
- hoe je de welvaart van landen kunt vergelijken
- hoe je het inkomen per hoofd van de bevolking berekent
- wat een vicieuze cirkel is

Slide 2 - Tekstslide

🧠Wat is een van de belangrijkste doelen van de Europese Unie?
A
Het opleggen van hoge belastingen aan lidstaten
B
Het soepel en eenvoudig laten verlopen van de handel tussen lidstaten
C
Het verplicht stellen van één officiële taal voor alle inwoners
D
Het verbieden van reizen tussen de lidstaten

Slide 3 - Quizvraag

🧠Hoe noemt men de maatregelen waarmee een land zijn eigen bedrijven beschermt tegen buitenlandse concurrentie?
A
Vrijhandel
B
Eurozone
C
Protectie
D
open economie

Slide 4 - Quizvraag

🧠Welk begrip hoort bij ‘geen extra belasting bij import en export binnen de EU’
A
Protectie
B
Vrijhandel
C
Importeren
D
Wisselkosten

Slide 5 - Quizvraag

🧠Wat betekent de ‘vrijheid van personen’ binnen de EU?
A
Dat je overal in de wereld mag wonen
B
Dat je zonder paspoortcontrole tussen de meeste EU-landen mag reizen en er mag wonen, werken of studeren
C
Dat je geen belasting meer betaalt in een ander EU-land
D
Dat je alleen in je eigen land mag gaan werken

Slide 6 - Quizvraag

🧠Welke van de volgende voordelen hoort NIET bij het gebruik van één gezamenlijke munt (de euro) binnen de eurozone?
A
Prijzen in verschillende landen makkelijk vergelijken
B
Geen vreemd geld meer hoeven omwisselen
C
Wisselkosten besparen
D
Iedere lidstaat kan eigen wisselkoers vaststellen

Slide 7 - Quizvraag

leven in armoede
Landen waar veel armoede is, worden vaak ontwikkelingslanden genoemd.

Veel inwoners van deze landen hebben te maken met:
  • weinig tot geen gezondheidszorg in de buurt
  • minder kans op onderwijs
  • ondervoeding
  • hoge kindersterfte
  • veel kinderarbeid
  • analfabetisme: veel mensen kunnen onvoldoende lezen en schrijven
  • gebrek aan schoon drinkwater


Slide 8 - Tekstslide

Is iedereen welvarend?
Welvaart is de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.
Je kijkt dan naar wat je kunt kopen, niet naar hoe gelukkig je bent.


In Nederland is de welvaart hoog, veel mensen hebben genoeg geld voor:
  • basisbehoeften
overige behoeften zoals een televisie, een vaatwasser of een auto.

In ontwikkelingslanden is de welvaart laag, mensen hebben te weinig geld voor:
  • eten
  • schoon drinkwater.

Slide 9 - Tekstslide

welvaart vergelijken
Nationaal inkomen = alle inkomens in een land bij elkaar opgeteld.

 

Een hoog nationaal inkomen zegt nog niets over de welvaart, want het ene land heeft meer inwoners dan het andere.

De welvaart van landen vergelijk je met het inkomen per hoofd van de bevolking. Dat is het gemiddelde inkomen per inwoner.


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

🧠Welke uitspraak hoort bij het begrip “ontwikkelingsland”?

A
Een land waar iedereen toegang heeft tot een universiteit
B
Een land met veel armoede, hoge kindersterfte en weinig schoon drinkwater
C
Een land met een sterke munt en lage werkloosheid
D
Een land waar alleen jonge mensen wonen

Slide 12 - Quizvraag

🧠Wat betekent ‘welvaart’?
A
De mate waarin je gelukkig bent
B
De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien met geld
C
De hoeveelheid goederen die een land kan importeren
D
De mate waarin een land egoistisch is

Slide 13 - Quizvraag

🧠 Waarom zegt een hoog nationaal inkomen nog niet alles over de welvaart van een land?
A
Omdat rijke landen altijd weinig inwoners hebben
B
Omdat het nationale inkomen niet in euro’s wordt uitgedrukt
C
Omdat een groot deel van het inkomen naar het buitenland gaat
D
Omdat grotere landen vaak meer inwoners hebben, waardoor het inkomen per persoon kan verschillen

Slide 14 - Quizvraag

🧠Waarom is het handig dat veel EU-landen met de euro betalen?
A
Dan hoef je geen geld te wisselen als je op vakantie gaat
B
Dan zijn spullen altijd gratis
C
Dan krijg je geld cadeau van andere landen
D
Dan hoef je nooit meer te sparen

Slide 15 - Quizvraag

🧠Wat meet het “inkomen per hoofd van de bevolking”?
A
Het totale inkomen van het land gedeeld door het aantal inwoners
B
Het minimumloon in een land
C
De hoeveelheid export per inwoner
D
De gemiddelde prijs van voedsel per gezin

Slide 16 - Quizvraag

Inkomen per hoofd berekenen

Slide 17 - Tekstslide

wordt het ooit beter?

Slide 18 - Tekstslide

🧠 Een klein land heeft een nationaal inkomen van € 120 miljard en 8 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd (afgerond op hele euro’s)?
A
€ 15.000
B
€ 1.500
C
€ 150.000
D
€ 15

Slide 19 - Quizvraag

🧠 Stel dat het nationale inkomen van Nederland hetzelfde blijft (€ 850 miljard), maar de bevolking groeit van 17,8 miljoen naar 35,6 miljoen. Wat gebeurt er met het inkomen per hoofd?
A
Het wordt twee keer zo hoog
B
Het blijft gelijk
C
Het wordt half zo hoog
D
Het wordt vier keer zo hoog

Slide 20 - Quizvraag

🧠 Welke van de volgende stappen hoort bij het omzetten van “€ 2,5 miljard” naar miljoenen?
A
2,5 miljard = 2.500 miljoen
B
2,5 miljard = 25 miljoen
C
2,5 miljard = 250 miljoen
D
2,5 miljard = 2,5 miljoen

Slide 21 - Quizvraag

🧠 In welke van de onderstaande reeksen staan de stappen van de vicieuze cirkel van armoede in de goede volgorde?
A
Mensen verdienen weinig → mensen hebben honger → mensen kunnen niet werken → mensen hebben slechte gezondheid → mensen kunnen de dokter niet betalen
B
Mensen hebben honger → mensen hebben slechte gezondheid → mensen kunnen niet veel werken → mensen verdienen weinig → mensen kunnen de dokter niet betalen
C
Mensen hebben slechte gezondheid → mensen verdienen weinig → mensen hebben honger → mensen kunnen niet veel werken → mensen kunnen de dokter niet betalen
D
Mensen kunnen de dokter niet betalen → mensen verdienen weinig → mensen hebben honger → mensen hebben slechte gezondheid → mensen kunnen niet werken

Slide 22 - Quizvraag

🧠Wat doet de EU om bedrijven in Europa te beschermen tegen te veel spullen uit andere landen?
A
Ze geven geld aan buitenlandse bedrijven
B
Ze zorgen dat die spullen sneller binnenkomen
C
Ze zetten er extra belasting op
D
Ze maken reclame voor die producten

Slide 23 - Quizvraag

🧠Wat wordt bedoeld met ‘vrij verkeer van personen’ in de EU?
A
Je mag gratis met de trein in Europa
B
Je mag zonder controle wonen, werken of studeren in andere EU-landen
C
Je mag altijd stemmen in elk EU-land
D
Je hoeft nooit meer je paspoort te gebruiken

Slide 24 - Quizvraag

Ga aan de slag maak 7.1 af.

Ben je klaar begin met 7.2

Slide 25 - Tekstslide