Ontdek de betoverende wereld van woordsoorten!

Ontdek de betoverende wereld van woordsoorten!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ontdek de betoverende wereld van woordsoorten!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil uitleggen tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden 
en begrijp je de functie van lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en voorzetsels.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft een zelfstandig naamwoord en geeft meer informatie over hoe iets eruit ziet, voelt, ruikt, klinkt of smaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord
Een bijwoord beschrijft een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord en geeft meer informatie over hoe iets gebeurt, in welke mate, wanneer of waar.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoord
Een lidwoord geeft aan of een zelfstandig naamwoord specifiek of algemeen is. Er zijn drie lidwoorden: 'de',  'het' en 'een'.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een persoon, dier, ding, plaats of naam aanduidt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord en geeft meer informatie over hoe iets eruit ziet, voelt, ruikt, klinkt of smaakt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord
Een bijwoord beschrijft een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord en geeft meer informatie over hoe iets gebeurt, in welke mate, wanneer of waar.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel
Een voorzetsel geeft de relatie aan tussen een zelfstandig naamwoord en andere woorden in de zin. Het geeft aan waar iets is, waar iets naartoe gaat, waar iets vandaan komt, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - bijwoord - voorzetsel
Nu je weet wat de verschillende woordsoorten zijn, kunnen we ze samen in een zin bekijken: 'De grote rode bal rolt snel door het park.'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje: Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
Bekijk het volgende filmpje over bijvoeglijke naamwoorden: 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Woordsoorten herkennen
Geef de leerlingen een aantal zinnen en laat ze de woordsoorten (lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, voorzetsel) in de zinnen onderstrepen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: Zinnen maken
Laat de leerlingen zinnen maken waarin ze de verschillende woordsoorten gebruiken. Moedig creativiteit aan!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Woordsoorten
Test de kennis van de leerlingen met een korte quiz over woordsoorten. Gebruik een online quiztool of maak een papieren versie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Bijvoeglijke naamwoorden beschrijven zelfstandige naamwoorden, bijwoorden beschrijven werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, en voorzetsels geven de relatie aan tussen woorden in een zin.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde
Bedankt voor jullie aandacht! Jullie hebben nu een solide basis van kennis over woordsoorten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.