Par 5.4: Ga je winst maken?

Welkom! 

Wat heb je vandaag nodig: 
Je laptop, rekenmachine, papier en een pen. 

- Mobiele telefoons uit zicht
- Graag inloggen in lesson-up
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 

Wat heb je vandaag nodig: 
Je laptop, rekenmachine, papier en een pen. 

- Mobiele telefoons uit zicht
- Graag inloggen in lesson-up

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Start                                           5 minuten
Herhaling 5.1, 5.2 & 5.3     10 minuten
Uitleg 5.4                                 15 minuten
Opdracht                                  10 minuten 
Afsluiting                                  5 minuten 



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de debetzijde van de balans vindt je onder andere
A
Inventaris, crediteuren en voorraad
B
Bedrijfsauto, kort vreemd vermogen en bank
C
Bedrijfspand, kassa en debiteuren
D
Eigen vermogen, lang vreemd vermogen en vlottende activa

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de balans een momentopname?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je voorraad staat op de balans tegen inkoopwaarde
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met de solvabiliteit reken je uit
A
of een bedrijf financieel gezond is
B
hoeveel schulden een bedrijf heeft
C
of een bedrijf op korte termijn de schulden kan betalen
D
of de balans klopt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

REKEN UIT: de Soete Suikerbol koop een nieuwe kassa voor 2500 euro. Naar verwachting gaat de kassa 7 jaar mee en is daarna nog 400 euro waard. Hoeveel is de jaarlijkse afschrijving van de kassa?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5.4 Ga je winst maken?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 5.4 

-Je weet wat een winst- en verliesrekening is en kan deze opstellen. 
-Je kan de brutowinst en nettowinst berekenen.
- Je kan het break-evenpunt van een bedrijf berekenen. 

Keuze: Zelfstandig maken of meedoen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer maakt een bedrijf winst?

Slide 10 - Woordweb

Een onderneming maakt winst wanneer de opbrengsten hoger zijn dan de kosten. Wanneer de opbrengsten lager zijn dan de kosten, spreken we van een verlies. 
Winst- en verliesrekening
Winst- en verliesrekening:
  • Kosten                  - 
        links
  • Opbrengsten     + 
        rechts
       
De winst- en verliesrekening is ook altijd in balans en gaat over een periode!
Het verschil tussen de kosten en de opbrengsten is de winst (of het verlies).
Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x aantal verkochte producten

Slide 11 - Tekstslide

Om te beoordelen of er winst of verlies is, kun je de winst- en verliesrekening van een onderneming raadplegen. De winst- en verliesrekening is een overzicht van de opbrengsten en kosten van een onderneming in een bepaalde periode. Meestal geeft de winst- en verliesrekening een overzicht van de opbrengsten en kosten van een geheel jaar. Samen met de balans vormt de winst- en verliesrekening de jaarrekening. De jaarrekening heeft ook nog een toelichting bij de balans en de winst- en verliesrekening.
De wins of het verlies staan op de winst en verliesrekening altijd aan de linkerkant
A
niet waar
B
waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst
Het verschil tussen verkoopopbrengst (omzet) en inkoopwaarde noem je brutowinst.

Berekening BRUTOWINST:
( Omzet - Inkoopwaarde van de omzet )
Omzet = verkoopprijs x aantal verkochte producten
Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x aantal verkochte producten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst
  • Inkoopwaarde = € 175.000,-
    Omzet = € 325.000,-
    Wat is de brutowinst?
  • Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
  • € 325.000,- € 175.000,- = € 150.000,-
    Brutowinst = € 150.000,-

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst en nettowinst samen
Omzet (afzet x verkoopprijs) 
Inkoopwaarde (afzet x inkoopprijs)   - 
Brutowinst
Bedrijfskosten    -                     
Nettowinst

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nettowinst bereken je door
A
omzet - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopwaarde + btw
C
omzet - inkoopwaarde - bedrijfskosten
D
brutowinst - inkoopwaarde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Break-evenpunt:

Het punt waar je als bedrijf geen winst en geen verlies maakt. 
De kosten zijn gelijk aan de opbrengsten

Formule: Break-evenpunt = C ÷ (p – v) 
C= Constante kosten : ( verkoopprijs - variabele kosten pp) 

OF -> TO = TK   -> balansmethode 



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit 
De Soete Suikelbol heeft constante (vaste) kosten van € 300. Een taart wordt verkocht voor gemiddeld € 7 per stuk en de variabele kosten bedragen € 1 per stuk. 

Wat is het break-evenpunt? 

tip: C: ( p - v ) 




Slide 18 - Tekstslide

Het break-evenpunt is dan: € 300 ÷ (€ 7 – € 1) = 50 taarten. 
Reken uit 
De TO- en TK-functies zijn 

TO = 20q 
TK = 12q + 1.200

Wat is het break-evenpunt? 
Tip: TO = TK 

Slide 19 - Tekstslide

TO = TK 
20q = 12q +1200 
8q = 1200
q = 150 


Opdracht 

Maak duo's
Maak de opdrachten :)

Jullie hebben 10 minuten de tijd
Klaar? Laat het even weten!



timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
Leerdoelen: 
-Je weet wat een winst- en verliesrekening is en kan deze opstellen. 
-Je kunt de brutowinst en nettowinst berekenen.
- Je kunt het break-evenpunt van een bedrijf berekenen. 


Volgende les: Oefenen met balans opmaken, herhaling h5
Bedankt en een fijne dag verder :) 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies