5.2 herhaling hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5
Produceren maar!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
Produceren maar!

Slide 1 - Tekstslide

5. Wat wordt de prijs?
Programma:
  • Herhaling vorige les
  • leerdoelen deze les
  • Uitleg + vragen
  • Opdracht in de les
  • Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling H.5
  • Ik kan de 3 productiefactoren noemen en een voorbeeld geven.
  • Ik kan uitleggen wat een bedrijfskolom is.
  • Ik kan uitleggen hoe een bedrijf in een bedrijfskolom  waarde toevoegt.
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is in mechanisatie en automatisering.


Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
  • Doe dit samen
  • Zoek in het boek in hoofstuk 5 naar de verschillende formules.
  • Schrijf op wat je met deze formules kan berekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen:
Aan het einde van de les: 
  • kan je uitleggen waar de brutowinstopslag voor is.
  • kan je de verkoopprijs berekenen.
  • kan je de consumentenprijs berekenen.
  • kan je vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag?
Je koopt in een winkel een shirt van € 40. De winkelier heeft het voor misschien de helft ingekocht.

Waarom denk je dat de verkoopprijs zo veel hoger is dan de inkoopprijs?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De inkoopprijs van een hondenmand is € 15. Voor de brutowinstopslag wil Sara 75% van de inkoopprijs.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag.
A
15 euro
B
5 euro
C
11,25 euro
D
26,25 euro

Slide 10 - Quizvraag

De inkoopprijs van een armbandje is € 2,50. De brutowinstopslag is 70%.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag.
A
2,50 euro
B
1,50 euro
C
1,75 euro
D
1,25 euro

Slide 11 - Quizvraag

De inkoopprijs van een armbandje is € 2,50. De brutowinstopslag is 1,75%.
Bereken het bedrag van de verkoopprijs.
A
2,50 euro
B
3,25
C
4,00 euro
D
4,25 euro

Slide 12 - Quizvraag

Winkelier Sara verkoopt in een maand 150 zakken hondenvoer. De brutowinstopslag op één zak is € 8.

Bereken het totaalbedrag van de brutowinstopslag in die maand.
A
8 euro
B
150 euro
C
600 euro
D
1200 euro

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn 2 voorbeelden van bedrijfskosten?
A
Huur
B
inkoopprijs
C
winst
D
personeelskosten

Slide 14 - Quizvraag

Vul de ontbrekende woorden in
Een winkelier moet bij zijn verkoopprijs .....1..... optellen. 

Voor deze belasting is het gewone tarief ...2...%. 
Voor levensmiddelen en voor bepaalde diensten is het tarief ...3... %. 

De prijs inclusief btw noem je de ..........4............ of winkelprijs.




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De verkoopprijs van een paar schoenen is € 47. Daar komt 21% btw bovenop.

Bereken de btw.
A
21 euro
B
9,87 euro
C
8,99 euro
D
56,87 euro

Slide 18 - Quizvraag

De verkoopprijs van een brood is € 1,80. Daar komt nog 9% btw bij.

Bereken de btw.
A
0,16 euro
B
0,25 euro
C
1,80 euro
D
1,96 euro

Slide 19 - Quizvraag

De verkoopprijs van een brood is € 1,80. Daar komt nog 9% btw bij.

Bereken de consumentenprijs.
A
0,16 euro
B
0,25 euro
C
1,80 euro
D
1,96 euro

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de opdrachten samen. 

Opdracht 1 t/m 4 is voor de leerdoelen van de vorige les.
Opdracht 5 t/m 9 is voor de leerdoelen van deze les. 

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen:
Aan het einde van de les: 
  • kan je uitleggen waar de brutowinstopslag voor is.
  • kan je de verkoopprijs berekenen.
  • kan je de consumentenprijs berekenen.
  • kan je vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekenen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide