Reparatieles Havo 4 Thema 3 Genetica

Havo 4 Biologie 
Reparatieles Thema 3 
Genetica
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Havo 4 Biologie 
Reparatieles Thema 3 
Genetica

Slide 1 - Tekstslide

Lesstof Havo 4


  • Eindexamen stof!!
  • Cumulatief: komt elke toets terug
  • Toetsweek 3: helft leerlingen Havo 4 beheerst meerdere delen niet.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Men vergelijkt de blaadjes aan één kastanjeboom. De bladeren zijn niet allemaal even groot.
Is bij een klein blad het fenotype anders dan bij een groot blad? En het genotype?
A
A
Alleen het genotype is anders
B
Alleen het fenotype is anders
C
Zowel het fenotype als genotype zijn anders
D
Fenotype en genotype zijn bij beide gelijk

Slide 5 - Quizvraag


Welke van de vier beweringen over geslachtschromosomen is juist?
A
A
Alle chromosomen in een voortplantingscel zijn geslachtschromosomen
B
Alle chromosomen in alle cellen van de voortplantingsorganen zijn geslachtschromosomen
C
Geslachtschromosomen komen voor in alle cellen
D
Geslachtschromosomen komen alleen voor in voortplantingscellen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Er zijn konijnen met lange oren en konijnen met korte oren. Lange oren zijn dominant. Wat kan het genotype van deze konijnen zijn?



     homozygoot
Bb
BB
bb
bB 

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Link


Bij katten wordt lang haar veroorzaakt door een recessief allel (a) en kort haar door een dominant allel (A).
Een heterozygoot kortharig vrouwtje paart met een heterozygoot kortharig mannetje. Wat is het percentage van de jongen dat langharig zal zijn? Vul alleen het getal in.
A

Slide 12 - Open vraag


Een vrouw met blauwe ogen en een man met bruine ogen krijgen een kind met blauwe ogen.Het allel B voor bruine ogen is dominant over b (blauwe ogen). 
Wat is het genotype van de vader?

A

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Tekstslide


Een erwtenplant met een homozygote aanleg voor gele zaden wordt gekruist met een erwtenplant met een homozygote aanleg voor groene zaden. De F1-planten dragen alleen gele erwten.
De aanleg voor geel is dan:
A
A
dominant overervend
B
recessief overervend
C
intermediair overervend
D
heterozygoot overervend

Slide 19 - Quizvraag


Sikkelcelanemie
Sikkelcelanemie is  een erfelijke vorm van bloedarmoede. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat een kind sikkelcelanemie heeft, ook als beide ouders het niet hebben. Ook kan blijken dat de zoon of dochter drager is van de aandoening.
Wat kun je uit bovenstaande gegevens afleiden over de overerving van sikkelcelanemie?

A
A
De ziekte erft autosomaal over en is dominant
B
De ziekte erft autosomaal over en is recessief
C
De ziekte erft X-chromosomaal over en is dominant
D
De ziekte erft X-chromosomaal over en is recessief

Slide 20 - Quizvraag


Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle fruitvliegjes van de F1 zijn grijs. Deze F1-vliegjes worden onderling gekruist. Van de 41 vliegjes van de F2 zijn er 30 grijs en 11 zwart.
Hoeveel van de 30 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?

A
A
0
B
15
C
20
D
30

Slide 21 - Quizvraag


Welke bloedgroep kunnen de kinderen van een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep AB hebben?
A
A
alleen AB
B
alleen A of B
C
alleen A of B of AB
D
A of B of AB of O

Slide 22 - Quizvraag