Grammatica 4.1 en 4.2

Grammatica 4


4.1: meervoud
4.2 Tussenletters
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 4


4.1: meervoud
4.2 Tussenletters

Slide 1 - Tekstslide

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

doel van deze les

- Ik kan meervoud maken met - en en -es en uitzonderingen. 
(MEERVOUD = niet 1, maar 2 of meer )
- Ik kan ook meervoud maken met 's en ik ken nog meer uitzonderingen.

Slide 3 - Tekstslide

eerst een paar vragen.....
wat weet je al?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 7 - Quizvraag

regel1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?

Slide 8 - Open vraag

de regel(1):

Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!

Slide 9 - Tekstslide

de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:

Slide 10 - Tekstslide

meervoud van jongen?

Slide 11 - Open vraag

meervoud van meisje?

Slide 12 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 13 - Open vraag

meervoud van vakantie?

Slide 14 - Open vraag

meervoud van tafel?

Slide 15 - Open vraag

regel 2:meervoud : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?

Slide 16 - Open vraag

de regel (2):


Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken

Slide 17 - Tekstslide

meervoud op -s
meervoud op -en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 18 - Sleepvraag

meervoud van ei, koe, stad

Slide 19 - Woordweb

meervoud van : kind, gat, glas

Slide 20 - Woordweb

De derde manier
weet je het nog?

Slide 21 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 22 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 23 - Quizvraag

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 24 - Woordweb

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 25 - Sleepvraag

regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 26 - Tekstslide

dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....

Slide 27 - Tekstslide

dus?

Slide 28 - Tekstslide

meervoud maak je 
     1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord
4) Uitzonderingen

Slide 29 - Tekstslide

Rondvraag
??Vragen??

Slide 30 - Tekstslide

Grammatica 4


4.2 tussenletters

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 33 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 34 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 35 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 36 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 37 - Tekstslide

Welke regel is van toepassing?

brekebeen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 38 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 39 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 40 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 41 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 42 - Quizvraag

verzekeringspolis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 43 - Quizvraag

hardloopschoenen
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 44 - Quizvraag

leraar + kamer =

Slide 45 - Open vraag

aannemer + bedrijf =

Slide 46 - Open vraag

Rondvraag
??Vragen??

Slide 47 - Tekstslide

Oefenen / huiswerk

NU Nederlands -->
lesmateriaal -->
grammatica 4: spellingsregels -->
4.1 meervoud
4.2 tussenletters

Slide 48 - Tekstslide