taal herhalen

Taal
We herhalen het afgelopen jaar.....


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taal
We herhalen het afgelopen jaar.....


Slide 1 - Tekstslide

Welke soorten zelfstandige naamwoorden ken je?
A
mensen, dieren, dingen
B
mensen, planten, dingen
C
mensen, dieren, planten
D
mensen, dieren, dingen, planten

Slide 2 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een eigennaam.

Slide 3 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
Er zijn verschillende soorten zelfstandige naamwoorden:
- mensen
- dieren
- dingen
- planten
- gevoel
- eigennaam

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken zelfstandignaamwoord
- Heeft een enkel- en meervoud
- Je kan er een verkleinwoord van maken
- Je kan er een lidwoord voorzetten

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden:

De meester loopt morgen een marathon
A
meester, morgen
B
meester, loopt, marathon
C
meester, marathon
D
meester, morgen, marathon

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden:

De ster viel uit de stralende hemel
A
ster, viel, hemel
B
ster, hemel
C
ster, stralende
D
stralende, hemel

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de lidwoorden

Slide 8 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over het zelfstandig naamwoord.

De lieve moeder
De witte kat
De ronde tafel
Het kleine meisje

Slide 9 - Tekstslide

Ik loop naar de grote vijver.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
loop
B
grote
C
vijver
D
Ik

Slide 10 - Quizvraag

Het bruine brood is op.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
brood
B
Het
C
bruine
D
is

Slide 11 - Quizvraag

Noem een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. (alleen voor groep 6)

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met een lw, zn en een bn.

Slide 13 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord  duidt een persoon of eending aan.

Ik pak mijn jas.
Ze lopen naar de winkel.
Die tante van jou is leuk.

Slide 14 - Tekstslide

werkwoorden
Iets wat je doet....
Er kan jij,hij,wij voor...

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm
Maak de zin vragend...
Het is een werkwoord....
Gebruik vraagproef of getalproef(enkelvoud of meervoud)

Slide 16 - Tekstslide

Onderwerp
Wie/wat + persoonvorm

Slide 17 - Tekstslide

Quiz
Woordsoorten en zinsdelen

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn lidwoorden?
A
De, iets, een
B
De, het, een
C
Een, het, en
D
een, en, op

Slide 19 - Quizvraag

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
De, het, een
B
Mooie, slimme, kleine
C
Lopen, werken, denken
D
Boek, tafel, stoel

Slide 20 - Quizvraag

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Paard, huis, man
B
Mooie, slimme, kleine
C
lopen, werken, denken
D
Jongen, groot, voet

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
De, het, een
B
Lopen, werken, denken
C
boek, tafel, stoel
D
Slimme, mooie, kleine

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
Doe-woord
B
Werkwoord
C
Onderwerp
D
Persoonsvorm

Slide 23 - Quizvraag

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden. Welke is NIET juist?
A
Vraagzin maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Op school heeft de docent een toets gegeven.
A
Heeft
B
Een toets
C
Gegeven
D
Op school

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Op school heeft de docent een toets gegeven.
A
Heeft
B
Op school
C
De docent
D
een toets

Slide 26 - Quizvraag

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Wat vond je lastig?

Slide 28 - Open vraag