De was doen, facilitair

De was doen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De was doen

Slide 1 - Tekstslide

Welke taken horen bij
het doen van de was?

Slide 2 - Woordweb

10

Slide 3 - Video

01:54
Mag je alles in de wasmachine wassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

02:55
Waarom keer je kleding met
opdruk of versiering binnenste
buiten voor het wassen?

Slide 5 - Open vraag

03:16
Welke informatie vind je op de etiketten in je kleding?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Hoe je het moet opvouwen
B
Hoe je het moet wassen
C
Van welke stof het gemaakt is
D
Hoe je het moet drogen

Slide 6 - Quizvraag

02:55
Wat moet je met ritsen in de kleding doen?
A
Openlaten
B
Dichtmaken

Slide 7 - Quizvraag

02:55
Waarom moet je de zakken controleren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Er kan nog iets inzitten wat niet nat mag worden
B
Er kan een gat in zitten
C
Er kan nog geld in zitten
D
Dat hoeft niet

Slide 8 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de fijne was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

01:54
Waarom was je donkere en zwarte was ook apart?

Slide 10 - Open vraag

01:54
Welke was mag bij de bonte was?
meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de witte was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

01:54
Waar let je op als je de was gaat sorteren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De soort stof
B
De kleur
C
Het waslabel
D
Het patroon op de stof

Slide 13 - Quizvraag

7

Slide 14 - Video

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 16 - Quizvraag

01:04
Hoe moet dit kledindstuk
gewassen worden?

Slide 17 - Open vraag

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 18 - Quizvraag

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 19 - Sleepvraag

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 24 - Open vraag

Thuisopdracht
Kies 1 kledingstuk welke je nu aan hebt. 
Zoek op internet naar plaatjes van die symbolen. Zet deze in een word bestand en schrijf erachter wat het betekent. 
Als je de opdracht af hebt mail je deze naar y.pouw@futuracollege.nl  

Slide 25 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 26 - Open vraag