03 - chapitre 7 - C (+herhaling AB)
1 / 27
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
1. chaque
A
betekent 'al'
B
elk(e)
C
geweldig
D
dus
Slide 5 - Quizvraag
2. traduis 'voorstellen'
Slide 6 - Open vraag
3. 'drummen' betekent
A
jouer de la flute
B
pleurer
C
l'amitié
D
jouer de la batterie
Slide 7 - Quizvraag
4. traduis 'lachen'
Slide 8 - Open vraag
5. l'immeuble
A
de liefde
B
de sfeer
C
de flat
D
het plein
Slide 9 - Quizvraag
waarom de 'e' tussen haakjes is bij désolé(e)
6. leg uit in je eigen woorden:
Slide 10 - Open vraag
7. j'ai le temps
A
het spijt me
B
ik heb tijd
C
ik huil
D
ik heb haast
Slide 11 - Quizvraag
8. traduis 'si'
Slide 12 - Open vraag
9. de lach
A
l'amour
B
l'amitié
C
la sortie
D
le rire
Slide 13 - Quizvraag
10. traduis 'reserveren'
Slide 14 - Open vraag
11. les gars
A
saai
B
hoeveel
C
de toeschouwers
D
de gozers
Slide 15 - Quizvraag
waarom de 's' tussen haakjes is bij désolé(s)
12. leg uit in je eigen woorden:
Slide 16 - Open vraag
(faire – présent)
Les petits ________ de la natation une fois par mois.
Les petits ________ de la natation une fois par mois.
Slide 17 - Open vraag
(faire – présent)
On _____ un gâteau pour la fête ce soir.
On _____ un gâteau pour la fête ce soir.
Slide 18 - Open vraag
(aller – présent)
Madame, vous _____ où en vacances?
Madame, vous _____ où en vacances?
Slide 19 - Open vraag
(aller – présent)
Moi je _____ à Paris, en France.
Moi je _____ à Paris, en France.
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
CHECK
kun je vertellen wat je in het weekend hebt gedaan?
kun je vertellen wat je in het weekend hebt gedaan?
A
🥰
B
🙂
C
🤔
Slide 25 - Quizvraag
CHECK
kun je vertellen wat je komend weekend gaat doen?
kun je vertellen wat je komend weekend gaat doen?
A
🥰
B
🙂
C
🤔
