3H SGA HA Assemblage FEEST

Feest

Assemblage


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Feest

Assemblage


Slide 1 - Tekstslide



*In deze les gaan we het vormgevingsaspect  COMPOSITIE  nogmaals  behandelen. 
Voor sommigen is dit echt alleen maar herhaling:  TOETS  jezelf !


*Ook gaan we verder met de woorden en begrippen uit het woorddossier 


*Je krijgt uitleg over HOE je zelf een assemblage kunt maken.
WAT gaan we doen deze les:

Slide 2 - Tekstslide



*Een aantal begrippen uit de kunst snap je nu beter.

*Het vormgevings aspect COMPOSITIE is nu super-duidelijk!

*(Praktijk-opdracht)
Je kent straks de begrippen COLLAGE en ASSEMBLAGE 
en je weet ook HOE je er eentje kunt maken...

Wat weet je eind van deze les?

Slide 3 - Tekstslide

Symbolisch: een teken wat een abstract begrip verbeeld.
Expressie: je gevoel uiten.
Disbalans: als iets niet in evenwicht is.
Suggestie: de indruk wekken ("het lijkt alsof...").
Bewegingssuggestie: de indruk wekken dat er beweging is.
Dynamiek: Beweging (dynamisch=beweeglijk).
Aanstormend: Sterk in opkomst en zich erg laat gelden.
Inspiratie: Op een bepaald moment precies weten wat je gaat doen, hoe en wanneer je iets gaat doen.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Beeldaspect Compositie

Slide 6 - Tekstslide

Compositie
  • Nadenken waar je elementen in een werk neerzet of plaatst.

Slide 7 - Tekstslide

Dat kan op heel veel verschillende manieren, de mogelijkheden zijn eindeloos!


De manier waarop je dat doet noem je de:

  • COMPOSITIEGRONDVORM
  • Wij behandelen er 7

Slide 8 - Tekstslide

Compositie grondvorm

Soort compositie

- Horizontaal

- Verticaal

- Diagonaal


Compositiegrondvorm

( soort compositie )

  • Horizontaal
  • Verticaal
  • Diagonaal
  • Centraal
  • Overall
  • Driehoek
  • Symmetrisch
  • En vele anderen...

Slide 9 - Tekstslide

Horizontale compositie

  • Kijkrichting van links naar rechts, of andersom.
  • Elementen zijn horizontaal geplaatst.

Slide 10 - Tekstslide

Verticale compositie

  • Kijkrichting is van boven naar beneden, of andersom.
  • Elementen zijn verticaal geplaatst.

Slide 11 - Tekstslide

Diagonale compositie

  • Kijkrichting is van links onder naar rechts boven, of andersom.
  • Elementen zijn diagonaal geplaatst.

Slide 12 - Tekstslide

Centrale compositie

  • Het belangrijkste (het onderwerp) staat in het midden.
  • Je aandacht wordt naar het midden getrokken.

Slide 13 - Tekstslide

Centrale compositie
Als je aandacht naar het midden van het beeldvlak wordt getrokken, spreken we van een centrale compositie. 
Een centrale compositie heeft een statisch effect.

Slide 14 - Tekstslide

Overall compositie

  • De aandacht is nergens op gericht.
  • Elementen verspreid over het hele vlak.

Slide 15 - Tekstslide

Over-all compositie
Alle onderdelen van de compositie zijn hetzelfde, doen patroonachtig aan en staan verspreid over het beeldvlak. 
Ze lijken buiten het schilderij tot in het oneindige door te kunnen gaan.
Het kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Slide 16 - Tekstslide

Driehoek compositie

  • De kijkrichting verspringt in de vorm van een driehoek
  • De belangrijkste onderwerpen zijn in een driehoek geplaatst.


Slide 17 - Tekstslide

Driehoeks compositie
In de compositie is de vorm van een driehoek te herkennen. De belangrijkste onderdelen in de voorstelling zijn binnen deze driehoek geplaatst. Een driehoekscompositie kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Statisch

Slide 18 - Tekstslide

Symmetrische compositie
  • Aan beide kanten (bijna) gelijk.
  • Aandacht gaat uit naar het midden, vanuit daar kijk je naar links en naar rechts. (of van boven naar beneden etc.)

Slide 19 - Tekstslide

  EXTRA's compositie
      Dan heb je nog een paar extra's op het gebied van compositie;
      
      BEWEGINGS-SUGGESTIE
      (de indruk wekken dat er beweging is,.. terwijl je blaadje stil-ligt)
      Je kunt in een compositie zorgen voor beweging.

                                                               HOE doe je dat?

Slide 20 - Tekstslide

Schuine richtingen
Door de schuine richtingen in je compositie lijkt alles een bepaalde kant op te 'bewegen'.

Slide 21 - Tekstslide

Dynamische compositie
Een compositie waar beweging in zit (of in lijkt te zitten)  heeft  diagonale lijnen en uitstekende delen. Dit heeft een dynamisch effect. 

Hier zie je ook 'draaiende' lijnen; lijnen die in rondingen zich herhalen een bepaalde kant op.


Slide 22 - Tekstslide

Ook bewegingslijntjes zorgen ervoor dat er beweging wordt gesuggereerd.
Bewegingslijntjes

Slide 23 - Tekstslide

Herhaling
Dezelfde vormen die op een regelmatige manier en in een vaste lijn terugkomen in een compositie, zorgen voor suggestie van beweging. Hierdoor onstaat ritme.

Slide 24 - Tekstslide

Beeldrijm
Bepaalde vormen en/of kleuren worden op een andere plaats in de compositie herhaald. De regelmaat zorgt  voor een ‘ritme’ ofwel beeldrijm. Het 'beweegt' omdat het 'verder gaat', het komt (op een redelijk voorspelbare manier ) telkens terug.

Slide 25 - Tekstslide

Dynamische compositie
Deze dynamische compositie, (de indruk wekken dat er beweging in zit) heeft vaak een druk effect. 
Het tegenovergestelde van dynamisch is ‘statisch’.

Slide 26 - Tekstslide

Statische compositie
In een statische compositie zit geen beweging, het is rustig en in evenwicht. 

Dit krijg je door: 
1.-het gelijkmatig toepassen van verticale en horizontale richtingen 

2.- weinig beweeglijke vormen te gebruiken 

3.- vormen en kleuren gelijkmatig te verdelen 

4.- weinig contrasten te gebruiken.

Slide 27 - Tekstslide

Statische compositie

Niet bewegend, onbeweeglijk, rustig.

Het tegenovergestelde van ‘dynamisch’.

Slide 28 - Tekstslide

De bedoeling is, dat je deze verschillen herkent....
  • Ritmisch
  • A-symmetrisch
  • Dynamisch
  • Statisch

Slide 29 - Tekstslide

 is een kunstvorm die gebruikmaakt van uitgeknipte of gescheurde stukken papier, (foto’s etc)
die met lijm op een ondergrond gelegd of geplakt worden. De gebruikte materialen kunnen bijvoorbeeld zijn: knipsels uit tijdschriften (tekst, foto's, advertenties), bladmuziek, delen van originele foto's, tekeningen, gescheurde stukjes van een aquarel (=waterverf-schilderij) etc. 
Bij een collage plak je dus allerlei losse 2D-plaatjes bij elkaar.

Collage:

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Assemblage’ betekent letterlijk ‘samenstellen’.
Het verschil tussen een collage en een assemblage is dat bij een assemblage er ook 3D voorwerpen worden toegevoegd aan het kunstwerk/werkstuk.
Het zijn dus verschillende voorwerpen en/of materialen in één werkstuk.


Assemblage:

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

TOETS JEZELF!!

Doe je best!!

De docent ziet in lessonup precies 
-wat je hebt bekeken;
-welke  vragen je hebt gemaakt, 
-maar zelfs ook hoevaak je geklikt hebt..

Slide 37 - Tekstslide

Welke compositie hoort bij welk plaatje?
Diagonaal
Verticaal
Horizontaal
Centraal
Overall
Driehoek
Symmetrisch

Slide 38 - Sleepvraag

Welke compositie hoort bij welk kunstwerk?
Horizontaal
Verticaal
Diagonaal
Centraal
Overall
Driehoek
Symmetrisch

Slide 39 - Sleepvraag


Wat voor compositie zien we hier?

Slide 40 - Open vraag


Beschrijf een contrast (verschil) dat je herkent in de installatie 'You, Me, Something Else'.
(Let op, dit is VORMGEVING, dus vorm, kleur, ..... etc).
Meerdere antwoorden zijn mogelijk; 
Klik ze allemaal aan.
A
Ik zie het contrast (in vorm) tussen geometrische en organische vormen.
B
Ik zie het contrast (in kleur) tussen de kleurrijke vlaggen en de witte, kleurloze muren.
C
Ik zie het contrast tussen mensen en een ruimte
D
Ik zie het contrast (in de compositie) tussen boven en onder; vol – leeg.

Slide 41 - Quizvraag


De lijnen waaraan de vlaggen hangen, lijken in willekeurige richtingen in de zaal te zijn opgehangen. Desondanks vormt het geheel een eenheid.
*Noem twee aspecten van de installatie die voor eenheid zorgen.

A
De vlaggetjes hebben allemaal dezelfde kleur en er zijn twee mensen.
B
Doordat de vlaggetjes allemaal dezelfde vorm hebben; omdat er kleuren terugkomen en omdat ze elkaar overlappen.
C
Door de rust in de lege zaal komt er eenheid. Ook is er ruimtewerking.
D
Alle vlaggetjes zijn even groot; ze hebben dezelfde driehoekige vorm; zijn op dezelfde hoogte opgehangen; de onderlinge afstand tussen de vlaggetjes is bijna gelijk.

Slide 42 - Quizvraag

Jacob Jordaens (1593-1678), Feest van de bonenkoning, ca. 1640-45,

Slide 43 - Tekstslide


Bekijk het schilderij (of uitvergroot op de vorige slide) "feest van de bonenkoning".
Hoe ontstaat dynamiek in dit schilderij? 
Noem 2 aspecten.
A
Door de overlapping, door de gezichtsuitdrukkingen en doorat iedereen druk is.
B
De schuine richtingen van ledematen (armen en benen) en de gezamenlijke richtingen van de armen (omhoog).
C
Door het licht en de kleuren.
D
Door de afsnijding.

Slide 44 - Quizvraag

DE PRAKTIJKOPDRACHT:  Maak je eigen assemblage in 2D en 3D .
Bekijk de film op de volgende slide. 
Je kunt je  filmpje  natuurlijk  altijd even pauzeren, of  terugkijken.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

DE PRAKTIJKOPDRACHT is: maak je eigen assemblage.
HET THEMA (zie hieronder) IS NATUURLIJK..... "FEEST".

Slide 47 - Tekstslide

DE PRAKTIJKOPDRACHT:  Maak je eigen assemblage; de UITLEG
-Verzamel eerst plaatjes uit bijvoorbeeld tijdschriften, reclamefoldertjes, kranten etc. 
-Verzamel ook 3D voorwerpen: dit kan van alles zijn; knopen, een ballon, slingertjes, boekje, fluitje, make-up etc.. Je kunt het zo gek niet bedenken..
-kies een ondergrond (waar je alles oplegt): bijvoorbeeld: een krant, tafelblad, stukje karton, etc.
-Verwerk nu je verzamelde materialen in je eindwerk. Behalve dat je zelf eerst iets kan tekenen, ga je nu ook je verzamelde papier in stukken scheuren of knippen en neerleggen. 
-Verwerk ook de 3D voorwerpen in je werkstuk. Je hebt totaal (2D en 3D) TIEN verschillende voorwerpen om neer te leggen.

Maak er een mooie compositie van. Als je lijm hebt, kun je alle materialen vastplakken, maar je LEGT het plat neer, dus dat hoeft niet persé. Zorg dat het een vrolijk geheel wordt, zodat het thema “FEEST” duidelijk wordt.
-Maak een foto (van bovenaf), pas wanneer jij vindt dat alles zo precies ligt, op de plaats waar jij wilt.
-Vertel in een 3 woorden, voor wat voor compositie je hebt gekozen: Horizontaal, Verticaal, Diagonaal, Centraal, Overall, Driehoek, Symmetrisch etc...

Slide 48 - Tekstslide

LEVER JE OPDRACHT IN

Teams privé chat

Slide 49 - Tekstslide


Geef je mening ajb:
A. Ik vond de lesson-up vragen: moeilijk of makkelijk, of goed te doen.

B. Ik vond de praktijk-opdracht (assemblage-opdracht): moeilijk of makkelijk, of goed te doen.

Slide 50 - Open vraag