oefenen H6.1 remmen

oefenen H6.1
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

oefenen H6.1

Slide 1 - Tekstslide

lesplan theorieles
  • 5 min; Binnenkomen en spullen pakken
  • 7 min; Lesplan + nieuw leerdoel + handout
  • 4 min; Quizz leerdoel en Herhaling leerdoel
  • 10 min; Zelfstandig opgave oefenen, huiswerk controle
  • 24 min; Werken aan muizenvalauto
  • 10 min; Opruimen en huiswerk opgeven

Slide 2 - Tekstslide

lesplan herhaling voor de toets
  • 5 min; Binnenkomen en spullen pakken
  • 5 min; herhaling remweg 
  • 4 min; opgave remmen
  • 4 min; Krachten vergroten
  • 4 min; opgave hefboom
  • 4 min; opgave balans
  • 4 min; opgave tang
  • 10min; vragen /huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Remmen
  • Remweg word kwadratisch groter met de snelheid  V x 2 => S x 4
  • Remweg word lineair groter met de massa
  • kracht afremmen= remkracht van de remschijven
                      rol- en schuifkracht van de banden    
      Remweg hangt alleen af van remschijven, banden en wegdek
  • Reactie afstand hangt alleen af van de persoon
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

De stopafstand is de reactieafstand + de remweg.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Beïnvloed de reactietijd de remweg?
A
Ja
B
Nee
C
Een klein beetje
D
Alleen als je gedronken hebt

Slide 6 - Quizvraag

Hoe bepaal je uit het diagram de remweg?
A
Aflezen in de grafiek.
B
Steilheid v.d. lijn bepalen.
C
Oppervlakte onder de hele grafiek bepalen.
D
Oppervlakte onder het schuine stuk bepalen.

Slide 7 - Quizvraag

Dus als ik een remweg heb van 10 meter
bij 40 km/h
Dan is mijn remweg ... meter
bij 80 km/h
A
40 meter
B
20 meter
C
10 meter
D
80 meter

Slide 8 - Quizvraag

Maak de muizenvalauto
maak de bodemplaat voor je muizenvalauto
Klaar? monteer de muizenval en wielen
Klaar? maak je tekening af
timer
24:00

Slide 9 - Tekstslide

Opruimen en huiswerk
Maak samenvatting voor H6.1 en 6.2
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

De reactie-afstand is de afstand die je aflegt in de reactietijd
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De reactieafstand is 25,8 m en de remweg is 36,8 m.
Hoe groot is de stopafstand?
A
11 meter
B
25,8 meter
C
36,8 meter
D
62,6 meter

Slide 12 - Quizvraag

Is de stopafstand hetzelfde als de remweg ?
A
Nee
B
Ja

Slide 13 - Quizvraag

De reactietijd is de tijd tussen zien en reageren
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

noem 3 oorzaken die de reactietijd beïnvloeden

Slide 15 - Open vraag

Een motorrijder ziet dat een auto voor hem stopt. Hij remt zo snel mogelijk. De motor staat pas na 38 meter stil. De remweg van de motorrijder was 26 meter. Bereken hoe lang zijn reactie-afstand was. Geef ook je berekening.

Slide 16 - Open vraag

Is de stopafstand hetzelfde als de remweg ?
A
Nee
B
Ja

Slide 17 - Quizvraag

Een naderende auto heeft een snelheid van 12 m/s.
De automobilist reageert direct.
De reactietijd van de automobilist is 1,5 s. De remweg is 10 m.
Wat is de stopafstand van deze auto?

A
22 m
B
10 m
C
28 m
D
12 m

Slide 18 - Quizvraag

Bij een grotere remkracht is de remweg groter
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een fietser rijdt met een snelheid van 18 km/h. Hij wil remmen voor een zebrapad. Zijn reactietijd is 0,8 s. Hoe groot is zijn reactieafstand?
A
4 m
B
22,5m
C
14,4m
D
het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 20 - Quizvraag

Uitspraak 1: ‘Als de massa groter is, dan is de stopafstand ook groter.’
Uitspraak 2: ‘Als de remkracht groter is, dan is de stopafstand ook groter.’
Welke uitspraak is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn beide juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.

Slide 21 - Quizvraag

De remweg is niet altijd even lang. Door welke dingen (3) verandert de remweg van een auto?

Slide 22 - Open vraag

Leg uit, hoe werkt een airbag, waar zitten airbags.

Slide 23 - Open vraag

Hoe komt het dat de remweg van een vrachtwagen langer is dan die van een auto?
A
Een vrachtwagen heeft een grotere lengte
B
Een vrachtwagen heeft een grotere massa
C
Een vrachtwagen heeft slechter contact met de weg
D
Een vrachtwagen heeft slechtere remmen

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met reactieafstand?
A
de tijd je aflegt tijdens de reactieafstand
B
de afstand die je aflegt in de reactietijd
C
de stop- en reactie afstand samen
D
de reactie tijd en stopafstand samen

Slide 25 - Quizvraag

Tijdens de reactietijd
blijft de snelheid constant.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

De reactietijd wordt vergroot door:
A
gladde weg
B
snelheid van de auto
C
medicijngebruik
D
massa van de auto

Slide 27 - Quizvraag

De remweg is alleen afhankelijk van je snelheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de formule om de stopafstand te bereken?

A
Stopafstand = reactieafstand x remafstand
B
Stopafstand = reactieafstand : remafstand
C
Stopafstand = totale remafstand
D
Stopafstand = reactieafstand + remafstand

Slide 29 - Quizvraag

De remweg van een auto is altijd even lang.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Als je iemand achter op je fiets hebt, dan wordt je remweg langer.
Hoe komt dat?

A
De beginsnelheid is dan kleiner.
B
De massa is dan groter.
C
De remkracht is dan groter.
D
De remkracht is dan kleiner.

Slide 31 - Quizvraag

Als je erg moe bent is je reactietijd korter.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

een lange remweg komt door
A
een goed profiel
B
de reactietijd
C
woonerf
D
hoge snelheid

Slide 33 - Quizvraag

Je remweg is afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt.
Als je snelheid groter wordt, dan wordt je remweg

A
Groter
B
Kleiner

Slide 34 - Quizvraag

Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de schuifweerstand is afgenomen.
D
Omdat de schuifweerstand is toegenomen.

Slide 35 - Quizvraag

De stopafstand is
A
Reactieafstand + remweg
B
Reactieafstand + reactietijd
C
Hoe lang het duurt voor je stopt
D
De afstand tot het stopbord

Slide 36 - Quizvraag

Paul moet plotseling remmen voor een
stilstaande auto. Zijn reactieafstand is 3,9 meter. De remweg is 5,1 meter.
Bereken de stopafstand van de scooter.

A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de remweg?
A
de lengte van de remsporen
B
een weg waarop je goed kunt remmen
C
de afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
D
De tijd die je nodig hebt alvorens je gaat remmen

Slide 38 - Quizvraag

Noem 3 veiligheidsmaatregelen die in een auto zitten.

Slide 39 - Open vraag

Oefen opgaven
Schrijf dit over en oefen het thuis:
Gegevens: 72 km/h = 20 m/s, reactie tijd = 0,9s, remtijd = 3s
Bereken de Reactie afstand (s=v x t)
Bereken de Remafstand (s=v x t / 2)
Bereken de Stopafstand 
Bereken de remweg als de snelheid 10 m/s is.
timer
4:00

Slide 40 - Tekstslide

Je snelheid wordt twee keer zo groot. Wat gebeurt er dan met de remweg?
A
de remweg wordt korter
B
de remweg wordt langer
C
de remweg blijft gelijk

Slide 41 - Quizvraag

Wat is GEEN hefboom?
A
Schaar
B
Hamer
C
Tuinslang
D
Breekijzer

Slide 42 - Quizvraag