Remweg word kwadratisch groter met de snelheid V x 2 => S x 4
Remweg word lineair groter met de massa
kracht afremmen= remkracht van de remschijven rol- en schuifkracht van de banden Remweg hangt alleen af van remschijven, banden en wegdek
Reactie afstand hangt alleen af van de persoon
timer
2:00
Slide 4 - Tekstslide
De stopafstand is de reactieafstand + de remweg.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Beïnvloed de reactietijd de remweg?
A
Ja
B
Nee
C
Een klein beetje
D
Alleen als je gedronken hebt
Slide 6 - Quizvraag
Hoe bepaal je uit het diagram de remweg?
A
Aflezen in de grafiek.
B
Steilheid v.d. lijn bepalen.
C
Oppervlakte onder de hele grafiek bepalen.
D
Oppervlakte onder het schuine stuk bepalen.
Slide 7 - Quizvraag
Dus als ik een remweg heb van 10 meter bij 40 km/h Dan is mijn remweg ... meter bij 80 km/h
A
40 meter
B
20 meter
C
10 meter
D
80 meter
Slide 8 - Quizvraag
Maak de muizenvalauto
maak de bodemplaat voor je muizenvalauto Klaar? monteer de muizenval en wielen Klaar? maak je tekening af
timer
24:00
Slide 9 - Tekstslide
Opruimen en huiswerk
Maak samenvatting voor H6.1 en 6.2
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
De reactie-afstand is de afstand die je aflegt in de reactietijd
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
De reactieafstand is 25,8 m en de remweg is 36,8 m. Hoe groot is de stopafstand?
A
11 meter
B
25,8 meter
C
36,8 meter
D
62,6 meter
Slide 12 - Quizvraag
Is de stopafstand hetzelfde als de remweg ?
A
Nee
B
Ja
Slide 13 - Quizvraag
De reactietijd is de tijd tussen zien en reageren
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
noem 3 oorzaken die de reactietijd beïnvloeden
Slide 15 - Open vraag
Een motorrijder ziet dat een auto voor hem stopt. Hij remt zo snel mogelijk. De motor staat pas na 38 meter stil. De remweg van de motorrijder was 26 meter. Bereken hoe lang zijn reactie-afstand was. Geef ook je berekening.
Slide 16 - Open vraag
Is de stopafstand hetzelfde als de remweg ?
A
Nee
B
Ja
Slide 17 - Quizvraag
Een naderende auto heeft een snelheid van 12 m/s. De automobilist reageert direct. De reactietijd van de automobilist is 1,5 s. De remweg is 10 m. Wat is de stopafstand van deze auto?
A
22 m
B
10 m
C
28 m
D
12 m
Slide 18 - Quizvraag
Bij een grotere remkracht is de remweg groter
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een fietser rijdt met een snelheid van 18 km/h. Hij wil remmen voor een zebrapad. Zijn reactietijd is 0,8 s. Hoe groot is zijn reactieafstand?
A
4 m
B
22,5m
C
14,4m
D
het goede antwoord staat er niet tussen
Slide 20 - Quizvraag
Uitspraak 1: ‘Als de massa groter is, dan is de stopafstand ook groter.’ Uitspraak 2: ‘Als de remkracht groter is, dan is de stopafstand ook groter.’ Welke uitspraak is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn beide juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.
Slide 21 - Quizvraag
De remweg is niet altijd even lang. Door welke dingen (3) verandert de remweg van een auto?
Slide 22 - Open vraag
Leg uit, hoe werkt een airbag, waar zitten airbags.
Slide 23 - Open vraag
Hoe komt het dat de remweg van een vrachtwagen langer is dan die van een auto?
A
Een vrachtwagen heeft een grotere lengte
B
Een vrachtwagen heeft een grotere massa
C
Een vrachtwagen heeft slechter contact met de weg
D
Een vrachtwagen heeft slechtere remmen
Slide 24 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met reactieafstand?
A
de tijd je aflegt tijdens de reactieafstand
B
de afstand die je aflegt in de reactietijd
C
de stop- en reactie afstand samen
D
de reactie tijd en stopafstand samen
Slide 25 - Quizvraag
Tijdens de reactietijd blijft de snelheid constant.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quizvraag
De reactietijd wordt vergroot door:
A
gladde weg
B
snelheid van de auto
C
medicijngebruik
D
massa van de auto
Slide 27 - Quizvraag
De remweg is alleen afhankelijk van je snelheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de formule om de stopafstand te bereken?
A
Stopafstand = reactieafstand x remafstand
B
Stopafstand = reactieafstand : remafstand
C
Stopafstand =
totale remafstand
D
Stopafstand = reactieafstand + remafstand
Slide 29 - Quizvraag
De remweg van een auto is altijd even lang.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Als je iemand achter op je fiets hebt, dan wordt je remweg langer. Hoe komt dat?
A
De beginsnelheid is dan kleiner.
B
De massa is dan groter.
C
De remkracht is dan groter.
D
De remkracht is dan kleiner.
Slide 31 - Quizvraag
Als je erg moe bent is je reactietijd korter.
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
een lange remweg komt door
A
een goed profiel
B
de reactietijd
C
woonerf
D
hoge snelheid
Slide 33 - Quizvraag
Je remweg is afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt. Als je snelheid groter wordt, dan wordt je remweg
A
Groter
B
Kleiner
Slide 34 - Quizvraag
Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de schuifweerstand is afgenomen.
D
Omdat de schuifweerstand is toegenomen.
Slide 35 - Quizvraag
De stopafstand is
A
Reactieafstand + remweg
B
Reactieafstand + reactietijd
C
Hoe lang het duurt voor je stopt
D
De afstand tot het stopbord
Slide 36 - Quizvraag
Paul moet plotseling remmen voor een stilstaande auto. Zijn reactieafstand is 3,9 meter. De remweg is 5,1 meter. Bereken de stopafstand van de scooter.
A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de remweg?
A
de lengte van de remsporen
B
een weg waarop je goed kunt remmen
C
de afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
D
De tijd die je nodig hebt alvorens je gaat remmen
Slide 38 - Quizvraag
Noem 3 veiligheidsmaatregelen die in een auto zitten.
Slide 39 - Open vraag
Oefen opgaven
Schrijf dit over en oefen het thuis:
Gegevens: 72 km/h = 20 m/s, reactie tijd = 0,9s, remtijd = 3s
Bereken de Reactie afstand (s=v x t) Bereken de Remafstand (s=v x t / 2) Bereken de Stopafstand Bereken de remweg als de snelheid 10 m/s is.
timer
4:00
Slide 40 - Tekstslide
Je snelheid wordt twee keer zo groot. Wat gebeurt er dan met de remweg?