FRT 23-11: Relaxed studeren kun je leren

Relaxed studeren kun je leren
Faalangst Reductie Training
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Leren-lerenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Relaxed studeren kun je leren
Faalangst Reductie Training

Slide 1 - Tekstslide

Welke negatieve gedachten heb jij over school?

Slide 2 - Open vraag

Wat vindt je leuk aan aan naar school gaan?

Slide 3 - Open vraag

Helpende gedachten
Als deze gedachte voor jou klopt, zeg je JA, als dit niet zo is, zeg je NEE

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb het de afgelopen jaren voor elkaar gekregen, dus waarom zou het nu ineens fout gaan?
A
JA
B
NEE

Slide 5 - Quizvraag

Ik leer veel mensen kennen doordat ik op school zit
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quizvraag

Docenten zijn er niet om mij te pesten, maar om mij te helpen
A
JA
B
NEE

Slide 7 - Quizvraag

Met een goede opleiding heb ik meer kan op leuk werk
A
JA
B
NEE

Slide 8 - Quizvraag

Natuurlijk wordt het elk jaar moeilijker, maar ik heb ook meer kennis tot mijn beschikking (ik weet ook meer)
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quizvraag

Als ik logisch nadenk, weet ik al veel vragen te beantwoorden
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quizvraag

Als ik altijd vakantie had, zou ik me ook maar vervelen
A
JA
B
NEE

Slide 11 - Quizvraag

Er zijn genoeg leuke dingen dan studeren, maar als ik even doorzet heb ik daarna een goed gevoel
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quizvraag

Als ik niet studeer maak ik me zorgen over school en worden mijn problemen steeds groter. Als ik goed studeer, haal ik goede cijfers en ben ik trots op mezelf.
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quizvraag

Ik zie er tegenop om te starten met studeren, maar als ik eenmaal bezig ben valt de rest wel mee.
A
JA
B
NEE

Slide 14 - Quizvraag

Leren moet je leren
Als het goed is, lukt het je vanaf nu positiever te denken over school. Je motivatie voor school zal hierdoor toenemen. Nu is het zaak om het studeren goed aan te pakken zodat de kans op een voldoende stijgt. 

Leerlingen met faalangst studeren niet altijd even handig. Door je eigen studiegedrag te leren kennen en hier verandering in aan te brengen, krijg je een gevoel van controle. Controle en overzicht over je studie
betekent dat je weet wat je moet doen en wanneer je dat moet doen.

Slide 15 - Tekstslide

Plannen is vooruitkijken
Stel jezelf de volgende vragen:

Wat wordt er van mij verwacht?
Wat moet ik daarvoor doen?
Wat heb ik daarbij nodig?
Wanneer ga ik alles doen?

Slide 16 - Tekstslide

Routine
Probeer dingen te plannen op een vast tijdstip...

Bijvoorbeeld:
Op maandag maak je je huiswerk voor Frans en maak je je huiswerk voor wiskunde en Nederlands.
Op dinsdag leer je voor Duits en maak je je samenvattingen voor geschiedenis, enz. 

Slide 17 - Tekstslide

Routine (2)
Kies een plek waar je goed kunt werken...

Vaak is dit niet de gezelligste plek, maar de plek waar je rust hebt. Bewaar de gezelligheid voor de kantine.

Soms is het moeilijk om te starten, maar ook daar kan een goed planning bij helpen.


Slide 18 - Tekstslide

Tips
Lees de volgende tips, welke zou je willen gaan gebruiken?

Slide 19 - Tekstslide

Bepaal eerst hoeveel tijd je per dag aan je huiswerk wilt besteden. Vraag
aan je mentor hoe lang gebruikelijk is.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 20 - Quizvraag

Begin op tijd en leer woordjes/begrippen meerdere keren.
Ideaal begin je drie dagen van te voren en herhaal je ze elke dag tot je ze allemaal kent.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 21 - Quizvraag

Wissel maak- en leerwerk af
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 22 - Quizvraag

Start met schoolwerk dat je leuk vindt om te doen. Zo wordt de drempel om
te starten lager.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 23 - Quizvraag

Maak gebruik van een eierwekker. Zet hem op maximaal 25 minuten en
studeer tot de wekker afgaat.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 24 - Quizvraag

Beloon jezelf met iets leuks tijdens je pauze.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 25 - Quizvraag

Internet heeft een hoop sites die je kunnen helpen met overhoren, uittreksels, enzovoort.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 26 - Quizvraag

Zonder agenda kun je geen planning maken. Zorg dat je er één hebt en
houd hem goed bij.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 27 - Quizvraag

Houd jezelf actief. Als je alleen leest, zwakt je concentratie af. Schrijf een uittreksel, onderstreep, maak schema’s of loop door de kamer als je iets probeert te onthouden.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 28 - Quizvraag

Maak een samenvatting. Het maken van een samenvatting lijkt veel tijd te kosten, maar uiteindelijk begrijp je de stof beter en bij latere overhoringen kun je alleen het uittreksel leren.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 29 - Quizvraag

Probeer de stof echt te begrijpen. Als je bepaalde onderwerpen niet snapt, lees ze dan nog een keer en pak je aantekeningen erbij. Indien je het dan nog niet begrijpt, vraag dan om hulp.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 30 - Quizvraag

Probeer de stof te begrijpen en stamp alleen de rijtjes die gevraagd zullen
worden.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 31 - Quizvraag

Zorg dat je je goed kunt concentreren. Voor iedereen is dit anders. Zoek naar jouw beste omgeving. Soms helpt een muziekje op de achtergrond, maar voor sommigen is een rustige omgeving het beste.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 32 - Quizvraag

Maak opdrachten uit het boek nogmaals. Dit werkt zeker goed bij wiskunde, maar bij andere vakken is het eveneens een goed hulpmiddel. In sommige boeken staat aan het begin van het hoofdstuk wat je uiteindelijk allemaal moet weten.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 33 - Quizvraag

De meeste smartphones bieden goede tools die helpen bij het plannen en organiseren. Welke applicaties heb jij en welke gebruiken mensen in je omgeving? Kies er twee en oefen er eens mee.
A
Deze tip ga ik gebruiken
B
Deze tip ga ik niet gebruiken

Slide 34 - Quizvraag