Fictie - Personages en vertelperspectief

Welkom

Fictie
Personages en vertelperspectieven
Nederlands
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Fictie
Personages en vertelperspectieven
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Uitleg
  • Verhaal lezen
  • (huis)werk opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de volgende twee lessen... 

  • ken je de begrippen hoofdpersoon, bijfiguren, typetje, identificeren en vertelperspectief.

  • ken en herken je de verschillende vertelperspectieven.
  • kun personages en hun rol/relaties in verhalen herkennen en beschrijven. 

  • kun je na het lezen van een verhaal zelfstandig hoofdpersonen en bijfiguren beschrijven aan de hand van hun uiterlijk en karakter.

Slide 3 - Tekstslide

Personages
  1. De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

  2. In het verhaal ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.

  3. Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan identificeer jij je met dat personage.

Slide 4 - Tekstslide

Personages
hoofdpersoon
bijpersoon
Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt
Je krijgt veel minder informatie. Geen gedachten en gevoelens.
round characters; 
Hij/ zij maakt een karakterontwikkeling door.
flat characters;
Hij/ zij verandert niet en is voorspelbaar.

Slide 5 - Tekstslide

Personages: karakter en type
  • De schrijver wil de personages (mensen of dieren) 'levend' maken (karakteriseren). 

  • Daarvoor gebruikt geeft hij de personages een uiterlijk en een karakter (gedachtes+gevoelens). 
  • Soms zegt het uiterlijk iets over het karakter. Bij typetjes zijn het innerlijk en uiterlijk sterk verbonden (nerd).

Slide 6 - Tekstslide

Personages: karakter en type
Karakter:
  • Veel verschillende karaktereigenschappen
  • De auteur gaat dieper in op het innerlijk van de hoofdpersoon. 
  • Een ‘karakter’ maakt tijdens het verhaal ook vaak een ontwikkeling door.

Type:
  • Enkele typerende uiterlijke kenmerken neer, zonder dat hij het innerlijk beschrijft. 
  • We leren de hoofdpersoon maar oppervlakkig kennen.


Slide 7 - Tekstslide

Vertelperspectief: ik-verteller
  • Ik-verteller: de ik-verteller vertelt wat hij zelf heeft meegemaakt: hij is verteller en personage tegelijk.

  • De ik-verteller is niet alwetend in de zin dat hij inzicht heeft in wat er in de hoofden van de andere personages omgaat. Alleen de gedachten, dromen en gevoelens van het ik worden gepresenteerd.

  • Het lijkt wel of de lezer een direct verslag krijgt van wat de ik-figuur meemaakt of meegemaakt heeft.

Slide 8 - Tekstslide

De personale verteller
  • Romans en verhalen in de derde persoon, de hij- of zij-vorm. 

  • De verteller heeft zich teruggetrokken en presenteert alleen datgene wat de personages denken, voelen, zien, ervaren en meemaken.
    Het lijkt net alsof het verhaal helemaal niet verteld wordt, alsof de handeling zich vanzelf ontrolt.

Slide 9 - Tekstslide

De alwetende verteller
  • Wanneer een ‘ik’ of ‘wij’ een verhaal vertelt waarin hij zelf geen rol speelt. 
  • In de auctoriale vertelsituatie doet de verteller zich voor als de auteur. De combinatie van eerste en derde persoon is kenmerkend.
  • De auctoriale verteller staat boven zijn verhaal en heeft alle touwtjes in handen en telkens in te grijpen/over iets anders te vertellen. 
  • Ook heeft de verteller in principe inzicht in het innerlijk, de gedachten en de gevoelens van alle personages, maar hij kan er ook voor kiezen zijn personages van buitenaf te beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Verhaal lezen

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Hoofdstuk 1.2 opdracht 5
  • Hoofdstuk 1.3 opdracht 7 - 10 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Dit verhaal is...
A
Onrealistische non-fictie
B
Realistische fictie
C
Onrealistische fictie
D
Realistische non-fictie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het genre van dit verhaal?
A
Spanning / avontuur
B
Fantasy
C
Humor
D
Psychologisch verhaal

Slide 22 - Quizvraag

Benoem de bijfiguren uit dit verhaal.

Slide 23 - Open vraag

Benoem de 2 hoofdpersonen uit dit verhaal en vertel wat je weet over hun uiterlijk, gedrag en gevoelens.

Slide 24 - Open vraag

Wat is jouw mening over dit verhaal (geef antwoord zoals het hoort).

Slide 25 - Open vraag

Mel vindt dat er veel vooroordelen zijn over daklozen. Welke vooroordelen zijn er volgens jou over daklozen?

Slide 26 - Open vraag

Mel wil de dakloze man wel helpen. Heb jij ook weleens iemand zomaar geholpen? Zo ja, hoe voelde dat?

Slide 27 - Open vraag

Mel neemt de man mee naar huis. Zou jij dat ook doen? Waarom wel of niet?

Slide 28 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open vraag

Mening geven
  1. Gebruik beoordelingswoorden.

  2. Geef argumenten bij je mening.

  3. Leg je argumenten uit.

  4. Geef voorbeelden.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide