Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Snelle start

Schrijf in eigen woorden op wat deze zinnen betekenen:


  1. Hij woont in het hart van de stad.
  2. Het is een beer van een vent.
  3. Door hem ben ik de sigaar.
  4. Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.
  5. We ergeren ons groen en geel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Snelle start

Schrijf in eigen woorden op wat deze zinnen betekenen:


  1. Hij woont in het hart van de stad.
  2. Het is een beer van een vent.
  3. Door hem ben ik de sigaar.
  4. Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.
  5. We ergeren ons groen en geel

Slide 1 - Tekstslide


LETTERLIJKE EN FIGUURLIJKE TAAL


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 5 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt


Slide 6 - Tekstslide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Deze spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

En nu even oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

Welk spreekwoord zien we hier ?
A
Onder de grond kijken.
B
Je kop in het zand steken.
C
Zand happen.
D
Het hoofd koel houden.

Slide 10 - Quizvraag

Welk spreekwoord zien we hier
A
Nu komt de aap uit de mouw.
B
Aan de bel trekken.
C
Voor aap staan.

Slide 11 - Quizvraag

'Mijn maag knort van de honger.'

Welk woord is figuurlijk gebruikt?
A
maag
B
knort
C
honger

Slide 12 - Quizvraag

'Het meisje trekt een zuur gezicht.'

Welk woord is figuurlijk gebruikt?
A
zuur
B
meisje
C
gezicht

Slide 13 - Quizvraag

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Zij is het zonnetje in huis.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Hij werkt als een paard.
B
Hij rijdt op een paard.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Ik kan geen goede knoop maken.
B
Ik kan er geen touw aan vastknopen.

Slide 21 - Quizvraag

Wel goed gebruiken die spreek woorden
Anders sta je voor paal

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Aan de slag!
Pak het gele boek A
Maak Hoofdstuk 1.3 figuurlijktaal gebruik
blz 159 t/m 162 

Tip: zoek betekenis van figuurlijke taal op via Google

Slide 24 - Tekstslide